Achtergrond

“Ik heb wat te verkopen”

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

De laatste week staan de kranten bol van kritiek op de uitspraken van minister Ploumen over haar te voeren ontwikkelingshulpbeleid: ‘VVD-koers’, ‘Een likje verf maakt nog geen nieuw beleid’. ‘Minister gooit kennis en kunde over de schutting’.

De minister slaagde er in om de ontwikkelingssector op zijn achterste benen te krijgen door haar uitspraken tijdens een reis naar Ethiopië. Teneur: de traditionele hulp loopt op z’n einde en investeringen van Nederlandse bedrijven in arme landen hebben de toekomst. Weinig schokkend allemaal voor wie de discussie over hulp de laatste jaren volgde. Maar uit de mond van iemand die groot werd in de sector (Mama Cash en Cordaid) sloegen de uitspraken in als een bom.

Was Lilianne Ploumen tijdens een reis naar Ethiopië als een handelsreiziger-nieuwe-stijl te enthousiast de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven aan het behartigen? Probeert ze de ontwikkelingshulp uit te rangeren en te vervangen door handel? En dat allemaal alleen in óns belang? OneWorld was mee op reis en maant u zelf te oordelen. Hieronder een aantal passages uit het gesprek dat hoofdredacteur Hans Ariëns met haar voerde.

Hulp en handel mengen riekt naar ‘gebonden hulp’, ontwikkelingshulp laten uitvoeren door Nederlandse bedrijven, zeggen uw criticasters….
“Dat is zo’n achterhaalde discussie.”

Okay, maar bij hulp en handel is het wel de vraag of de armen in een land ook iets hebben aan buitenlandse investeringen en economische groei. Daarmee kun je ook alleen een rijke bovenlaag spekken.
“Ja, het is wel een van mijn uitgangspunten dat economische groei niet – om het onparlementair te zeggen – blijft ‘hangen’ bij de elite. Trickle down effecten, doorsijpelen van groei naar de armsten, treden niet vanzelf op. Wij willen graag duurzame groei in arme landen bewerkstelligen. Dan probeer je bij te dragen aan een goed investeringsklimaat, aan infrastructuur, financiële diensten, goede wetgeving etc. We zetten niet alleen in op het promoten van investeringen – de handelskant. Maar ook op het versterken van het overheidsbeleid om de private sector tot ontwikkeling te brengen en investeringen mogelijk te maken –meer de hulpkant. Da’s ook het mooie van de combinatie van de twee portefeuilles. Niets in deze wereld staat meer op zichzelf. De mobiele telefoon die mijn dochter koopt is verbonden met wat er in Oost-Congo gebeurt. De hele keten van producent naar consument moet onder de loep, om te zien of duurzaamheid, eerlijke handel en goede arbeidsomstandigheden daarin gewaarborgd zijn. Die verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij overheden, maar ook bij bedrijven.

Ik constateer dat Nederlandse bedrijven, zoals Heineken en Unilever, serieus werk maken van duurzame ketens. Ik hoor in het buitenland dat Nederlandse bedrijven voorlopers zijn in duurzaam ondernemen. Het is een nieuwe vorm van internationale samenwerking waar ik heel erg voor ben.”

Wat is uw rol dan nog?
“Soms geld geven, om duurzaam ondernemen te stimuleren. Maar ik gebruik ook mijn convening power, het vermogen om mensen bij elkaar brengen. De SER gaat de boer op met internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en dat doe ik ook. Ik wil niet al te veel vooruitlopen op mijn beleidsnota, maar daarin heeft het een belangrijke plek. Je ziet het ook bij de bedrijven die meegaan op mijn missies: ze weten wat duurzaam ondernemen is, ze onderschrijven het Ruggie Framework daarvoor van de VN. Het hoeft niet allemaal zo moeilijk te zijn, bij veel van deze bedrijven zit het gewoon ingebakken in hun dagelijkse praktijk.

Als grote bedrijven zoals Heineken, Rabobank of Unilever investeren in arme landen, dan trekt dat ook andere bedrijven aan, zowel internationale, ook lokale. Het genereert werk. Local sourcing (grondstoffen lokaal inkopen, red.) zoals Heineken en Unilever doen, biedt kansen voor lokale boeren. De tijden van óf hulp óf handel zijn voorbij. Zelfs als ik het geen goede combi zou vinden, dan heb ik hier (Zuid-Sudan, red.) nu al meer te bieden dan wanneer ik minister van een van beide zou zijn.”

Zoals?
“Binnenkort vertrek ik naar Bangladesh. Er stond al een handelsmissie voor dat land gepland. Een paar maanden geleden vond er een incident plaats dat geen incident was: bij een brand in een textielfabriek kwamen meer dan honderd mensen om. Nederlandse bedrijven betrekken kleding van die fabriek. Ik weet dat ze al heel lang bezig zijn om ketens te verbeteren, en goede arbeidsomstandigheden te creëren. Nu heb ik ze uitgenodigd om op bezoek in Bangladesh samen met mij en maatschappelijke organisaties te onderzoeken hoe we dit soort rampen kunnen voorkomen. Dat had bij een ‘gewone’ handelsmissie niet zo voor de hand gelegen.

Een ander voorbeeld: bij mijn bezoek aan Rwanda en Congo sprak ik met Congolese ministers en met de Rwandese president Kagame over investeringen van Nederlandse bedrijven. Onze partnerschappen zijn nu veel gelijkwaardiger en de gesprekken gaan gemakkelijker: ik heb iets te verkopen.”

Anders kom je daar alleen maar klagen over de mensenrechten?
“Precies. Mijn ervaring sinds november is dat het heel goed samengaat. Zo presenteert de werkelijkheid zich, en daar hebben we ons toe te verhouden.

Neem Ethiopië: het is een land waarin miljoenen mensen regelmatig honger lijden. Van de andere kant zijn Nederlandse en Ethiopische bedrijven actief in de bloemenindustrie, waar banen worden gecreëerd, fatsoenlijke banen. Dat heeft ook een uitstralend effect. Goede arbeidsomstandigheden, goede lonen, vrije dagen – dat moet de standaard zijn. Dat hoor je dus ook in andere landen: wij exporteren ook onze manier van doing business. En dat maakt het voor lokale bedrijven makkelijker om dat voorbeeld te volgen.”

Behalve hulp hebben wij een manier van zaken doen in de aanbieding?
“Dat is wat ik terug hoor, ja.”

Maar wat de lonen betreft, met twee dollar per dag bij een Nederlandse rozenkweker is dat nog geen vetpot…
“Ja, het is belangrijk dat het personeel zich straks gaat organiseren en een vorm van medezeggenschap krijgt. Maar Nederlandse kwekers bieden vaak gratis gezondheidszorg aan en maaltijden. Het gaat dus om meer dan alleen salarissen.

“Ik ga trouwens handel en hulp niet voortdurend verbinden. In Singapore ben ik met een hardcore handelsmissie op bezoek, in een vluchtelingenkamp in Goma (Oost-Congo, red.) ben ik bezig met humanitaire hulp. Maar het gebied waar hulp en handel samenkomen, is groter dan wij denken.”

Ook Zuid-Sudan bijvoorbeeld? Dat hoort tot de allerarmste landen ter wereld.
“Ja. Je zou denken dat de focus daar uitsluitend op hulp ligt. Er moet ook nog veel gebeuren voor het land interessant is voor het bedrijfsleven. Maar toch is de private sector daar al in beeld. Ik was bij een Zuid-Sudanese jongen die 12 jaar in Nederland heeft gewoond. Hij is teruggekeerd en heeft een reparatie- en bouwbedrijf opgezet dat nu al 150 mensen in dienst heeft. Dat is een fantastisch voorbeeld (zie kader, red.). De gouverneur van de staat Jonglei prees ons voor de hulp die we jarenlang hebben gegeven. ‘U was ook een belangrijke stem aan de tafel, die anders niet door een ander land was ingenomen’, zei hij. ‘Maar we zijn nu anderhalf jaar onafhankelijk. We kennen veel uitdagingen, maar we hebben vooral behoefte aan investeringen’.”

En in Ethiopië hadden ze het ook alleen nog maar over handel drijven?
“Nee hoor. Premier Hailemariam vroeg aandacht voor millenniumdoel 5 over moedersterfte waar ze op achter lopen. Dat hoorde ik ook van Ethiopische jongeren en van een Nederlandse vrouw die een kraamkliniek runt. En we hebben het over hun problemen met voedselzekerheid gehad. We zijn een land in opkomst, zegt de premier, maar we zijn er nog niet.”

Het woord ‘hulp’ is nog wel gevallen?
Ja, met de minister van Buitenlandse Zaken heb ik het gehad over de financiële steun die wij aan de Ethiopische gezondheidszorg geven. Daar heeft hij ons voor bedankt. Ze hebben zelf wel een ambitieus programma om in onderwijs te investeren, dat is ook ter sprake geweest, maar de steun daaraan hebben wij afgebouwd. Het ging bij alle ministers vooral om investeren. Dat was telkens de hoofdmoot van het gesprek. Ze willen van de hulp af. Het is een geleidelijke overgang, maar dit is wel het moment waarop zij een stap willen zetten.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons