Achtergrond

Historische binnenstad Paramaribo verkrot

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

 

“Een typisch geval van een topdown benadering”, classificeert Eugenio van Maanen de aanmelding van de Surinaamse binnenstad bij de werelderfgoedlijst van de Unesco. “Een kleine groep Surinamers, vooral gesteund door Nederland heeft zich destijds hard gemaakt voor die nominatie. Vervolgens zie je dat de samenleving zich nauwelijks betrokken voelt bij het beheer ervan.”

Geen geld
Ook is er volgens Van Maanen te weinig nagedacht over de consequenties van de werelderfgoedstatus. De Surinaamse overheid is nu namelijk verplicht om de vele houten gebouwen, die door het tropisch klimaat snel achteruit gaan, op te knappen en te onderhouden. Het geld hiervoor ontbreekt en ook de onderlinge coördinatie tussen de verschillende ministeries die hierbij betrokken zijn, laat te wensen over. 

Paramaribo presidentiële residentie
Presidentiële residentie (cc)

“Sterker nog: de historische panden in bezit van de overheid zijn er vaak slechter aan toe dan die in private handen. Neem het Waaggebouw, dat is onlang gerestaureerd en is nu een populair restaurant en een galerie. Of het nu om de Palmentuin gaat of Fort Amsterdam, telkens als er geïnvesteerd wordt in het onderhoud is het óf geld uit Nederland óf uit het bedrijfsleven”, stelt Van Maanen.
 

Het is niet zo dat de historische panden in Nederlandse, Engelse en Franse stijl de bevolking koud laten, maar de betrokkenheid bij het onderhoud ervan verschilt per bevolkingsgroep concludeert de sociaal geograaf uit een enquête onder 1500 inwoners van Paramaribo die hij voor zijn proefschrift hield. Creolen en Marrons zijn relatief het meest betrokken bij de gebouwen. Dit zou kunnen komen doordat deze groepen afstammen van de slaven die de panden ooit bouwden. Hindoestanen en Javanen, die eind 19e eeuw als contractarbeider naar Suriname kwamen, hebben minder met het gebouwde koloniale erfgoed.

Kanon
Dat de stijlvolle, oude gebouwen vooral door de overheid worden gebruikt en nauwelijks een recreatieve of sociale functie hebben draagt bij aan het feit dat niet alle bevolkingsgroepen zich betrokken voelen bij het behoud van het erfgoed. “Als je om drie uur ‘s middags in de historische binnenstad komt, kun je er een kanon afschieten. Zo stil is het. Er is ook weinig te beleven. Hindoestanen en Javanen die in hun vrije tijd of voor hun werk wel regelmatig naar de binnenstad komen, hebben een grotere band met het erfgoed. Als de binnenstad meer een recreatieve en een woonfunctie zou krijgen, zou je dus ook de betrokkenheid kunnen verbeteren.”

Universele waarde
De Surinaamse monumentenlijst is nu nogal eenzijdig en dat is volgens Van Maanen ook niet echt bevorderlijk voor de betrokkenheid van alle bevolkingsgroepen. “Van de 244 monumenten die nu op de lijst staan is er niet een uit de geschiedenis van de Hindoestanen en Javanen in Suriname.”

De onderzoeker heeft dan ook principiële bezwaren tegen de claim van de Unesco dat erfgoed universele waarde zou hebben. “Erfgoed is altijd omstreden, overal ter wereld. Wie de macht heeft, bepaalt wat tot het erfgoed gerekend wordt. In Suriname, waar geen enkele bevolkingsgroep getalsmatig dominant is, geldt dat misschien nog meer dan elders. Noch de bevolking, noch de beleidsmakers zijn betrokken bij de vraag wat hét Surinaamse erfgoed zou zijn.”

Foto boven: Paramaribo (cc), Oskari Kettunen.

 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons