Er is 157 miljard dollar aan hulpgelden blijven hangen in de donorlanden in de periode 2000 tot 2012. Dit is één zesde deel van het totale bedrag. Het geld werd besteed aan het aflossen van schulden, administratiekosten en het ontvangen van buitenlandse studenten en vluchtelingen, meldt de internationale campagnegroep One in The 2014 Data Report.
One, mede opgericht door de Ierse zanger Bono, doet elk jaar onderzoek naar de internationale hulpgelden. “Hoewel een deel van deze uitgaven gunstig zijn voor ontwikkelingslanden, is het niet duidelijk in hoeverre ze ervan profiteren. Er is een gebrek aan transparantie en consistentie tussen donorlanden”, schrijft One in haar rapport. Ze veroordeelt het wereldwijde systeem dat verantwoordelijk is voor het meten van de hulpgelden, opgezet door OESO.
Het totale bedrag dat aan ontwikkelingssamenwerking wordt besteed, is gegroeid na een daling van twee jaar. In 2013 werd er meer dan 131 miljard dollar aan besteed. Veel donorlanden halen het doel van de VN nog niet. De organisatie wil dat donoren 0,7 procent de begroting aan ontwikkelingshulp besteden, maar dit is nu gemiddeld 0,29 procent. Alleen Engeland, Noorwegen, Zweden, Denemarken en Luxemburg halen het streven.
Het blijkt ook dat de westerse hulp zich niet richt op de minst ontwikkelde landen. Donoren geven 0,09 procent van het bruto nationale product aan deze landen; het doel van de VN is 0,15 tot 0,2 procent. Volgens One zijn de minst ontwikkelde landen voor meer dan 70 procent afhankelijk van buitenlandse geldstromen.
In het rapport staat ook dat Afrikaanse overheden hun eigen afspraken niet nakomen. Zo werd er onvoldoende geld gegeven aan gezondheid, landbouw en onderwijs. Slechts zes van de 42 landen besteedden 15 procent van de nationale begroting aan gezondheidszorg. Eén van de 33 landen besteedde 9 procent van de nationale begroting aan onderwijs.
