Achtergrond

‘Een gebouw moet een ziel hebben’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

“Je kunt een school neerzetten in een Afghaans dorp, maar alles wat je gratis krijgt, heeft minder waarde.” Als je de lokale bevolking betrekt bij het bouwproces en het eindresultaat ook een beetje van hen is, gaat het veel langer mee, denkt architect Anne Feenstra (44). “Want betrokkenheid creëert duurzaamheid.”

Feenstra was dit jaar één van de vijf prijswinnaars van de ‘Global Award for Sustainable Architecture’, uitgereikt door de Franse Locus Foundation, Unesco en de Cité de l’Architecture. OneWorld sprak de Nederlandse architect in Parijs over Afghaanse zwangerschapshuizen, het nut van werken met de plaatselijke timmerman en gebouwen met een ziel.

Hoe belandt een Nederlandse architect in Afghanistan?
“Voordat ik naar Afghanistan ging, werkte ik voor het grote, prestigieuze architectenbureau William Alsop in Londen. Na verloop van tijd begon ik echter afkeer te krijgen van de sterrenstatus die sommige architecten tegenwoordig hebben: ze zetten een gebouw neer, slaan zichzelf op de borst omdat het hun ontwerp is en kijken er verder niet naar om. 

Ik wilde verandering en was al langer nieuwsgierig naar Centraal Azië. Na een verkennende reis naar Afghanistan in 2004, ben ik op vrijwillige basis les gaan geven aan de faculteit architectuur van de universiteit van Kabul. In datzelfde jaar richtte ik het bureau Anne Feenstra Ideas Realisation (AFIR) op. We zijn inmiddels met zeventien man, waaronder een aantal van mijn studenten.”

Wat is er duurzaam aan jouw manier van bouwen?
“Je kunt een school neerzetten in een Afghaans dorp, maar alles wat je gratis krijgt heeft minder waarde. De duurzaamheid zit hem in het creëren van ‘ownership’. Als je mensen bij het bouwproces betrekt en het eindresultaat ook een beetje van hen is, gaat het veel langer mee.

Een gebouw is geslaagd als het goed wordt gebruikt. Als mensen er graag wonen, werken, eten, slapen en de liefde bedrijven. Dan hoeft er ook niet na twintig jaar een sloopkogel doorheen. In de woorden van de Indische filosoof Tagore: het gaat niet om het materiaal, maar om de ziel van een gebouw.”

Hoe creëer je die betrokkenheid?
“Door een groot deel van het werk te verrichten op de bouwplaats en niet achter de computer. Als architect weet je heel weinig van heel veel. Ik kan op kantoor dingen gaan zitten uitdenken, maar hoor liever van iemand die al dertig jaar met hout werkt wat de mogelijkheden zijn voor een dakconstructie. Ik kan op mijn beurt de timmerman uitleggen hoe hij dubbele beglazing maakt, om zo het comfort van een gebouw te verhogen.

Ik heb ook voorgesteld om een gebouw plaatselijk aan te besteden. Zo krijg je in Bamyan geen scheve gezichten als bouwvakkers uit Kabul de klus komen klaren. Dat bevordert de lokale betrokkenheid.”

Hoe werkt dat in de praktijk, samen bouwen?
“In 2008 klopten Unicef en het Afghaanse Ministerie van Volksgezondheid bij AFIR aan.  Ze wilden zwangerschapshuizen bouwen om iets te doen aan de hoge moedersterfte: één op de acht Afghaanse vrouwen overlijdt vanwege complicaties bij de bevalling. Het scheelt een stuk als ze preventief naar het ziekenhuis gaan, maar dat is in Afghanistan een schande. Daarom moesten er huizen komen waar toekomstige moeders de bevalling kunnen afwachten en waar ze kunnen bijkomen – een plek die beslist geen ‘kliniek’ mocht gaan heten.

De opdrachtgevers vroegen om één ontwerp dat ze op meerdere plekken konden neerzetten. Dat is in Afghanistan onmogelijk: de klimaatverschillen in het land zijn groot, dus iedere plek vraagt om specifieke materialen en ontwerpen. Ook moet je rekening houden met de materialen en technieken die lokaal voorhanden zijn: waarom zou je per se hout willen gebruiken als het heel veel kost om het naar de bouwplek te halen en de vakmensen ter plaatse het materiaal niet goed kennen?

Daarnaast was het heel belangrijk om met de vrouwen zelf te spreken over wat ze van zo’n huis verwachten. Zo moeten ze hun man mee kunnen nemen, maar zitten andere zwangere vrouwen er niet op te wachten een onbekende kerel tegen het lijf te lopen. Daarom hebben we een sluis ingebouwd waar mannen niet voorbij mogen. Ramen komen uit op de ‘women only’ binnentuin, aan de buitenkant zijn ze zo laag of hoog dat buitenstaanders nooit oog in oog met degenen binnen staan. Vrouwen die al kinderen hebben en zij die nog moeten bevallen kunnen elkaar ontmoeten in de theekamer en de binnentuin, om wederwaardigheden uit te wisselen. Dat verlaagt de stress aanzienlijk.”

Hoe lang blijf je nog in Afghanistan?
“Zo lang ik er normaal kan blijven werken. Als heel het land zo gevaarlijk wordt als Uruzgan, dan geloof ik het wel. We zullen zien hoe veilig of onveilig het wordt als de Amerikanen en de Europeanen hun manschappen terug gaan trekken.”

 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons