Met drie minuten stilte is in China vandaag een officiële rouwperiode van
|
drie dagen begonnen ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de aardbeving in de provincie Sichuan. Vlaggen hangen halfstok en de fakkeltocht met het Olympisch vuur is onderbroken. Ook zullen radio en televisie geen entertainmentprogramma’s uitzenden. Het dodental van de beving is inmiddels opgelopen tot 33.000, gevreesd wordt dat het aantal slachtoffers nog zal oplopen naar 50.000. Er zijn meer dan 200.000 gewonden, bijna vijf miljoen mensen zijn dakloos.
Premier Wen Jiabao, die ooit geologie studeerde, omschreef de aardbeving als “de meest destructieve gebeurtenis” in het land sinds 1949, het jaar dat de communisten aan de macht kwamen. Wen Jiabao lijkt daarbij een andere grote aardbeving te zijn vergeten. Bij de aardbeving van Tangshan in 1976 vielen tussen de 240.000 en 650.000 doden. Hoeveel het er precies waren weet niemand. Destijds wees China de hulp van de Verenigde Naties van de hand en gaf het net als de Birmese junta nu buitenlandse hulpverleners geen toegang tot de plaats van de ramp.
Nieuwe openheid De aanpak van de jongste aardbeving is radicaal verschillend. De overheid schoot maandag enkele uren na de aardschok in actie en accepteerde deze keer wel buitenlandse hulp. Vrijdagochtend arriveerde een eerste Japanse hulpteam, dat werd gevolgd door missies uit Rusland, Singapore en andere landen. De media brengen rond de klok verslag uit van de reddingsacties. Het zijn verhalen over hoe goed het leger werkt, hoe efficiënt de hulp is en hoeveel mensen er worden gered. Want hoe uitgebreid de berichtgeving ook is, de Communistische Partij zit aan de knoppen.
De aandacht voor de ramp wordt desalniettemin gewaardeerd door een publiek dat gewend is dat slecht nieuws ver van de televisieschermen wordt gehouden. In Peking staan dan ook lange rijen mensen te wachten om bloed te geven en worden massaal dekens en geld ingezameld. Volgens staatsmedia hadden de Chinezen vrijdag 877 miljoen Chinese yuan, ongeveer 81 miljoen euro opgehaald. De telefoonmaatschappij China Mobile deed een oproep bij mobiele telefoongebruikers om een deel van hun belkrediet over te maken op de rekening van het Chinese Rode Kruis.
Imago oppoetsen Na de wereldwijde protesten tegen de Olympische Spelen in Peking biedt de ramp een ideale gelegenheid om het gehavende imago van China te herstellen en de aandacht rond de kwestie Tibet af te leiden. De overheid doet haar uiterste best om de wereld te laten kennismaken met een solidair en humaan China, dat de slachtoffers zo goed mogelijk probeert te helpen. De Chinese reus kan zich hiermee meteen mooi afzetten tegen buurland Birma dat nu de internationale kritiek over zich heenkrijgt.
Sobere vlam Om uitdrukking te geven aan de nationale rouw worden nu ook het parcours van de olympische vlam, die in China ‘heilige vlam’ heet, bewust wat soberder ingekleed. Er wordt minder gedanst en gezongen, de speeches zijn korter en elk nieuw traject begint met een minuut van stilte, zei Sun Weide, de woordvoerder van het organiserend olympisch comité in Peking. “We houden het allemaal wat meer bescheiden als blijk van medeleven”, zei hij, “De procedures worden bewust eenvoudig gehouden. Eenvoud is het nieuwe ordewoord.” Foto boven (cc) Jane Liu |
