Achtergrond

Aids: De gezichten achter de kille cijfers

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

 

 

UNDEFINED
Stephanie Nolen

“Toen ik onlangs in Engeland was om interviews te geven over mijn boek ’28 verhalen over aids in Afrika’ waarschuwde de uitgever mij dat de belangstelling van de media voor aids daar momenteel een beetje lauw is”, vertelt Nolen. “Klimaatverandering is op dit moment hét onderwerp in de Britse pers en kennelijk is er dan geen ruimte voor iets anders”, zegt ze met een gezicht dat duidelijk verraad hoe absurd ze de logica van de media vindt.
 

 

Nolen: “Ik ben voor mijn werk als correspondent voor onder meer The Globe and Mail ook op pad geweest in Afghanistan en Irak. Daar staan bij belangrijke gebeurtenissen vijf vrachtwagens van CNN en een dozijn internationale verslaggevers klaar om verslag te doen. Toen ik weer terug was in Afrika kon ik gerust maanden rondreizen en aidscentra bezoeken zonder dat ik ook maar één andere journalist tegenkwam.”

 

“Ik snap het gebrek aan aandacht ook wel een beetje. Als er nieuws uit Afrika komt dan zijn het meestal ellendige beelden van kinderen met opgezette buikjes en vliegen rond hun oogjes. Daarvan stomp je als kijker af en zap je snel door naar een programma als Idols. Juist die mensen wil ik met dit boek bereiken. Ik wil ze laten zien dat achter die hopeloos makende cijfers gezichten schuilgaan van mensen die ondanks die gruwelijke ziekte iets van hun leven proberen te maken.”

 

 

boom aids
Foto: CC

Taboe

 

 

 

 

 

Nolen sprak voor haar boek onder meer met aidswezen, grootmoeders die door de dood van hun kinderen opeens de zorg voor hun kleinkinderen op zich moeten nemen en vrouwen die na verkrachting door hun familie zijn verstoten. Wat uit de verhalen opvalt is dat, ook al is inmiddels een aanzienlijk percentage van de bevolking besmet met het hiv-virus, er nog steeds een groot taboe op het onderwerp rust.

 

Ondanks dat taboe kostte het Nolen weinig moeite om mensen te spreken te krijgen. “Ik denk dat het minder eng is om met een vreemde over zoiets te praten dan met je buurman. Bovendien ben ik in al die jaren dat ik Afrikacorrespondent een aardige expert op het gebied van de ziekte geworden en heb ik een redelijk groot netwerk opgebouwd. De enige keer dat het me echt moeite kostte om iemand te pakken te krijgen, was toen ik onder Mozambikaanse immigranten die in een Zuid-Afrikaanse mijn werkten, probeerde om iemand te vinden die mee zou willen werken.”

 

“De mannen waren stuk voor stuk flinterdun en zaten onder de zweren – kenmerken die er sterk op duiden dat ze aan aids leden – en toen ik ze vertelde over mijn project wensten ze me heel veel succes, maar zeiden dat ze me niet konden helpen omdat ze geen mijnwerkers met aids kenden. Het kan zijn dat ze er niet over wilden praten, maar het kan ook zijn dat deze mannen zich niet hadden laten testen. Veel mensen durven zich namelijk niet te laten testen. Als je het niet weet dan hoef je er immers ook niet over te liegen. Bovendien staat de ziekte voor veel mensen gelijk aan doodgaan en daar sluiten ze zich liever voor af.”

 

Truckers

 

 

mohammed ali foto stephanie nolen

Trucker Mohammed Ali,
Foto: Stephanie Nolen

Vrachtwagenchauffeurs hebben vaak op iedere truckstop een ander liefje en horen daarom tot de belangrijkste verspreiders van het hiv-virus. Nolen wilder er voor haar boek dan ook graag eentje spreken. “Ik wist niet zo goed hoe ik dat aan moest pakken, dus ben ik maar ergens op een punt in Kenia gaan staan waar de chauffeurs altijd langskomen in de hoop dat iemand me mee zou nemen. De Keniaanse trucker Mohammed Ali nam me mee. Pas na acht uur hotsen en klotsen over de met gaten bezaaide wegen, durfde ik het onderwerp aids ter sprake te brengen. Ali bleek gelukkig heel open te zijn over zijn ziekte en de gewoontes van de chauffeurs.”
 

 

Het meest aangrijpende portret uit haar boek vindt Nolen zelf het verhaal van Mfanimpela Thlabatse uit Swaziland. “Samen met hulpverleenster Siphiwe Hope was ik al eens bij hem thuis geweest. Zijn vrouw lag toen zwaar ziek in bed. Het was duidelijk dat ze niet lang meer te leven had. Toen ik achttien maanden later terug was in Swaziland en weer een dag met Hope doorbracht, kwamen we bij hetzelfde huis aan. ‘Oh nee nu zijn we hier voor de twee kinderen van het stel’, dacht ik nog. Eenmaal binnen bleek dat die kinderen inmiddels al waren overleden en dat het nu de vader was die doodziek in bed lag.”

 

“Mfanimpela Thalabatse was 34, een paar maanden ouder dan ik, en hij had zijn hele gezin overleefd en dreigde nu zelf aan de ziekte ten onder te gaan. Dit soort verhalen komen regelmatig voor in Afrika, maar het was voor mij de eerste keer dat ik ergens terugkwam en het vervolg van het verhaal met eigen ogen kon aanschouwen.”

 

 

AppleMark
Foto: CC

Hoop

 

 

 

 

 

Hoewel dit verhaal en andere horrorstories haar enorm raken, blijft Nolen optimistisch gestemd. “Tuurlijk, na afloop van zo’n dag zit je in de put en ben je kwaad dat dit kan gebeuren terwijl op maar twee uur rijden aidsremmers te krijgen zijn die hem zouden kunnen redden. Maar de volgende dag ontmoet je weer iemand die zich inzet voor aidswezen of die de regering achter de vodden zit om meer werk te maken van aidsbestrijding. Vaak zijn dit vrouwen die anders een gemarginaliseerd leven hadden geleid, maar door hun ziekte voor zichzelf en anderen op de bres zijn gesprongen. Zulke ontmoetingen geven hoop.”

 

Want hoewel de cijfers over aids niet optimistisch stemmen blijft Nolen hopen op een oplossing van het probleem. Maar dat dat niet eenvoudig zal gaan, realiseert ze zich zelf ook. “Het is niet alleen een kwestie van meer condooms uitdelen, extra medicijnen sturen en dokters opleiden. Dé oplossing bestaat niet. Het is een probleem dat met zoveel factoren samenhangt. Armoede en onderwijs bijvoorbeeld. Zo blijkt uit onderzoek dat hoe langer meisjes naar school kunnen, hoe lager de kans is dat ze besmet raken. Ook het gedrag van mensen zal moeten veranderen. En de internationale gemeenschap zal nog meer aandacht voor het probleem moeten hebben dan nu.”

 

cover boek nolenLatex handschoenen

 

Zelf is Nolen nooit bang geweest om de ziekte op te lopen. “Maar als ik op reis ben dan zorg ik er wel voor dat ik antiretrovirale medicijnen op zak heb. Stel dat ik verkracht zou worden dan vermindert het de kans om het virus op te lopen als je die medicijnen binnen 72 uur slikt. Overigens ben ik ook niet bang dat ik aids heb omdat ik inmiddels al zo vaak ben getest. Voor mijn werk bezoek ik regelmatig aidsklinieken en daar willen ze me altijd dolgraag hun nieuwe testmethodes demonstreren”, lacht ze.

 

Nolen woont sinds 2003 in Johannesburg en aids is voor haar in de loop der jaren iets geworden waar je in het dagelijks leven gewoon rekening mee houdt. “Zo hebben we altijd latex handschoenen en schone naalden in het handschoenenvak van onze auto voor het geval we ergens eerste hulp moeten geven. En tegen mijn zoontje zeg ik altijd ‘raak nooit het bloed van anderen aan en laat anderen jouw wondjes niet aanraken’. Dat is een regel die voor ons net zo gewoon is als dat je tegen je kind zegt: ‘je mag niet met vreemden meegaan. Dat zal nog wat worden als hij straks een keertje in Canada in de speeltuin valt. De andere kinderen zullen zijn reactie vast niet begrijpen.”

 

Stephanie Nolen, ’28 verhalen over aids in Afrika’, Ambo/Anthos, 434 blz. €19,95. Enkele verhalen van de in het boek geportretteerde mensen zijn ook op video via internet te bekijken op www.28stories.com

 

 

28 stories

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons