Opinie

Stereotypen grappig? Laat me niet lachen

De stereotypen over homo’s buitelen over elkaar heen in Alex Klaasens nieuwe theatershow. Goed voor de acceptatie van homo’s? Onzin, weet Birk Heijkants. ‘Doordat iedereen grappen maakte over homoseksualiteit, bleef ik langer in de kast.’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Na uitverkochte zalen en goede kritieken bij Alex Klaasens eerste revue Showponies, maakte hij een tweede: Showponies 2. Ik weet van tevoren, door de lovende recensie in NRC, dat Klaasen voor een tweede keer uit de kast gaat komen in zijn show. Zijn eerste coming out, bij zijn ouders, vond hij tegenvallen omdat het zo’n beladen moment was. Nu wil hij er een feestje van maken. Dat klinkt herkenbaar: ik ben zelf een jaar bezig geweest om bij verschillende vrienden, mijn ouders en andere familieleden uit de kast te komen. In dat jaar voelde ik vaak opluchting, want iedereen reageerde goed, maar een feestje was het nooit. Benieuwd naar hoe hij dat aanpakte, bezocht ik zijn show in de Utrechtse Stadsschouwburg.

In een van de eerste scènes speelt Klaasen een schooljuf, met een Oost-Nederlands accent, die een homoseksuele man uitnodigt in de klas, onder het mom van acceptatievergroting. Terwijl juf Klaasen de man bestookt met stereotyperende vragen als ‘dan gaan jij en je vriend zeker veel vreemd?’ krijg ik een ongemakkelijk gevoel. De man antwoordt koeltjes: ‘Nee, ik ben, net als heel veel homo’s, monogaam.’

Alex Klaasen creëert een soort hiërarchie, van wie een ‘goede’ homo is en wie een ‘slechte’

Ik begrijp dat dit juist bedoeld is als een kritische reactie op alle mensen die in dit soort stereotypen denken. En ik snap ook dat dit het gevoel van veel homo’s moet verbeelden, die in een situatie terechtkomen waar iemand ze bestookt met bevooroordeelde vragen. Maar door dit soort vragen een plek te geven in de show, creëert Klaasen ook een soort hiërarchie, van wie een ‘goede’ homo is en wie een ‘slechte’. Het doet me denken aan alle keren dat ik te horen krijg: ‘Maar jij bent niet zo’n overdreven homo.’ Wat als ik dat wel zou zijn? Zijn homo’s die monogaam zijn en misschien door kunnen voor hetero ‘beter’ dan andere homo’s?

Het is niet dat ik me persoonlijk aangevallen voel. Dat is eigenlijk nooit het probleem bij grappen die grensoverschrijdend zijn. Ik heb leren omgaan met grappen als deze en kan er om lachen als een goede vriend aanvoelt dat zo’n grap gemaakt kan worden. Het probleem is dat dit soort grappen in het openbaar ervoor zorgen dat vooroordelen blijven bestaan en ertoe uitnodigen om te lachen om minderheden. Als je om je heen iedereen grappen hoort maken over homoseksualiteit, blijft het moeilijk om uit de kast te komen, weet ik uit eigen ervaring.

‘Gewoon Amsterdams’

In zijn documentaire Pisnicht: The Movie onderzoekt Nicolaas Veul dit verschijnsel. Hij vernoemde de documentaire naar een column van Youp van ’t Hek, die vond dat woorden als pisnicht, poot en flikker ‘gewoon Amsterdams’ zijn.

In de documentaire bespreekt Veul in een kleedkamer van een mannenvoetbalteam het woord ‘homo’. Het komt binnen het team vooral terug in grappen of als scheldwoord. Pas tijdens dit gesprek komen de sporters er van elkaar achter dat de één het woord gebruikt in onschuldig bedoelde grapjes, terwijl de ander het als scheldwoord ziet en zelfs daadwerkelijk ongemakkelijk wordt bij het idee dat iemand in het team homo zou zijn.

Door clichés over homoseksualiteit te benadrukken, geef je juist lading aan het uit de kast komen

De documentaire maakt duidelijk dat verschillende mensen woorden en grappen op verschillende manieren interpreteren. En zoals Veul tegen NRC zei: ‘Het gaat niet om één grap, maar waar die grappen voor staan, om de optelsom en de cultuur.’ Daardoor worden de grappen genormaliseerd en worden homo’s als vies of raar gezien. De insteek van Klaasen is dat grappen over homoseksualiteit juist bijdragen aan acceptatie. Dat blijkt wel uit het nummer ‘acceptatie’, dat daar helemaal aan gewijd is, of uit een brief die Klaasen voorleest, van een jongen die na de eerste Showponies tegenover zijn ouders uit de kast is gekomen, ‘omdat hij zijn vader zo hard heeft zien lachen.’

Dat is natuurlijk een mooi gevolg, maar eigenlijk zou zo’n show niet nodig moeten zijn om uit de kast te kunnen komen. Juist door grappen te maken die clichés over homoseksualiteit benadrukken, geef je lading aan het uit de kast komen. In een interview met het AD zegt Klaasen dat hij tijdens de eerste Showponies vaak mannen in het publiek zag die door hun vrouw waren meegenomen. Na afloop zeiden zulke mannen tegen hem : ‘We vonden het wel heel gay, maar ik heb een heel leuke avond gehad…’ Een wonderlijke opmerking, vond Klaasen, want het is een compliment en belediging in één. Eerst ervoer hij dit commentaar als storend, later zag hij ook de positieve kant: ‘Klaarblijkelijk kwamen die mannen in conflict met hun vooroordeel en hebben ze dat, bewust of onbewust, erkend.’

Ik snap, net als Klaasen in de eerste plaats, niet waarom tussen ‘gay’ en ‘een leuke avond’ het woord ‘maar’ moet staan. Daarnaast vraag ik me af wat er gebeurt nadat die mannen dan hun vooroordeel erkend hebben. De belangrijkste vragen blijven achterwege: wat dragen zij zelf bij aan homo-acceptatie? Of sterker nog: hoe werken ze homo-acceptatie tegen?

Vernedering

Alex Klaasen spot in zijn show niet alleen met homoseksualiteit, hij maakt ook grens-opzoekende grappen over andere gemarginaliseerde groeperingen: moslims, mensen met een handicap, dikke mensen en niet-witte mensen. Valt dit ook onder de noemer vergroten van acceptatie? Want het punt dat hij wil maken is vaak onduidelijk.

Zo is een van de laatste sketches een soort Bollywood-parodie, waarin de acteurs met zwaar aangezet Indiaas accent stereotyperende teksten zingen. Trouw schreef daar treffend over: ‘Ironisch bedoeld allicht, maar toch ook een pijnlijk geval van culturele toe-eigening, waarbij totaal niet duidelijk is welk kritisch doel dit nu dient.’

De grap doorbreekt alle spanning en het gevoel van ongemak maakt plaats voor opluchting

Comedy wekt bij mij vaker de vraag op waarom het nodig is om een minderheid eerst onderuit te trappen voordat er een grap gemaakt kan maken. De Australisch comédienne Hannah Gadsby legt in haar comedyshow Nanette uit hoe dit mechanisme werkt: in vrijwel alle stand-up comedy bouwt een comedian de spanning op door iets controversieels te zeggen, legt Gadsby uit; het publiek wordt ongemakkelijk van de spanning. En dan komt de grap, die alle spanning doorbreekt en het gevoel van ongemak maakt plaats voor opluchting en gelach. Toch blijft de kern van de grap hangen, en dat is gevaarlijk. Gadsby, die zelf lesbisch is, maakte ook dit soort grappen, tot ze zich realiseerde: ‘Zelfspot is geen nederigheid, het is vernedering.’

Aan het einde van haar show slaat de sfeer om. Ze verkiest de hele waarheid boven de grap. Als voorbeeld gebruikt ze een eerdere grap over homohaat: die werkt nog steeds, maar daarna vertelt ze het volledige verhaal. De man uit de anekdote schold haar niet alleen uit maar sloeg haar ook in elkaar. Tot nu toe kon ze dat niet vertellen omdat dit verhaal de grap teniet zou doen, maar dit keer doorbreekt ze de spanning niet met een grap. ‘Deze spanning is voor jullie’, zegt ze, ‘ik help jullie deze keer niet.

Ik bleef na Gadsby’s show zitten met de vraag wat ik bereik met lachen om denigrerende grappen

In haar nieuwste show Douglas bewijst Hannah Gadsby dat goede grappen prima kunnen zonder ten koste te gaan van gemarginaliseerde groepen. Zo maakt ze vooral grappen over het patriarchaat en situaties uit haar eigen leven. Ze vertelt over hoe ze als kind haar leraar veel te letterlijk nam. Nu ze gediagnosticeerd is met autisme, begrijpt ze waar dat vandaan komt. Doordat de situatie zo persoonlijk is lacht het publiek om het ongemak ervan. Niemand lacht óm autisme.

Ook in recente series zien we dat grappen over minderheden niet nodig zijn voor hilarische situaties. Neem Fleabag, waar Phoebe Waller-Bridge op zeer geestige wijze het ongemakkelijke leven van een Londense dertiger laat zien. En ook in Please Like Me, Dear White People, Sex Education en Atypical worden genoeg grappen gemaakt die geen minderheid beledigen.

Tijdens de voorstelling van Klaasen bleef ik maar wachten op het moment dat, net als in Gadsby’s Nanette, de makkelijke grappen om zouden slaan in diepgang. Zodat het publiek, dat kwam om naar een grappige show te kijken, met zelfkritische vragen over acceptatie naar huis zou gaan. Zoals ik na Gadsby’s show bleef zitten met de vraag wat ik eigenlijk bereik met lachen om denigrerende grappen. Maar de diepgang bleef uit.

Zie ‘politieke correctheid’ als een mogelijkheid om humor een positieve lading te geven

Veel Nederlandse cabaretiers vinden het moeilijk dat grappen zo onder het vergrootglas liggen, blijkt uit een tweedelige documentaire van PowNed. Onder anderen Youp van ’t Hek, Claudia de Breij en Arjen Lubach komen aan het woord en zijn bang dat je van alles niet meer mág zeggen. Mijn advies aan hen: zie ‘politieke correctheid’ niet als een belemmering, maar juist als mogelijkheid om humor een positievere lading te geven en voor vooruitgang in te zetten.

'Alleen machtige viespeuken doen dat'

Een handige gids voor hetero's: hoe mag je homo's noemen en hoe niet?

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons