Partnerbericht

Opvang vluchtelingen zorgt voor sterke groei ontwikkelingshulp

Vorig jaar werd er wereldwijd meer dan 130 miljard dollar aan ontwikkelingshulp uitgegeven. Dat is 6,9 procent meer dan in 2014.  Deze sterke groei komt vooral door de extra uitgaven aan de opvang voor vluchtelingen. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van de Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking van de OESO. 
 
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) houdt jaarlijks bij hoeveel geld rijke landen aan ontwikkelingshulp uitgeven. Wat blijkt? In 2015 hebben de landen die vluchtelingen opvangen twee keer zoveel uitgegeven aan deze opvang als in het jaar hiervoor: 12 miljard tegenover 6 miljard dollar.
 
Er is al jaren discussie over de besteding van hulpgeld aan de opvang van vluchtelingen. In het rapport stelt de OESO dat het de regels wil verhelderen over welke uitgaven specifiek onder ontwikkelingshulp gerekend mogen worden. Erik Solheim, voorzitter van de commissie, wijst erop dat de duurzame ontwikkelingsdoelen alleen behaald kunnen worden als donorlanden geld blijven investeren in ontwikkelingslanden. Alleen dan kan de vluchtelingencrisis bestreden worden. En dit geldt vooral voor de landen die dit geld het meeste nodig hebben. 

De definitie van ‘officiële ontwikkelingshulp’ (ODA) stamt nog uit 1972 en betreft de geld-, goederen- of dienstenstromen naar landen die op OESO/DAC-lijst van hulpontvangers staan.  De OESO bepaalt wat ‘officiële ontwikkelingshulp’ is en publiceerde eerder een rapport over een nieuwe definitie van ODA die beter past bij de wereld van nu.  

 

Nederland weer het braafste jongetje van de klas? 

De leden van de OESO hebben afgesproken dat zij ernaar streven om 0,7 procent van hun Bruto Nationaal Product (BNP) uit te geven aan ontwikkelingshulp. In de praktijk gaven de rijke landen gemiddeld 0,3 procent van hun BNP aan hulp uit: aanzienlijk minder dan hun streven. Slechts 6 van de 28 donorlanden haalde de norm. 

Voor het eerst sinds jaren dook Nederland in 2013 onder de norm van 0,7 procent. In 2013 werd 0,67 procent aan hulp besteed en in 2014 was dit 0,64 procent. Opvallend is dat Nederland in 2015 weer in het rijtje ‘koplopers’ staat, samen met Denemarken, Luxemburg, Noorwegen, Zweden en Engeland. Nederland mag dan weer bij de '0,7 procent club' horen, er is veel discussie over ‘vervuiling’ van het Nederlandse hulpbudget. Dit geldt niet alleen voor de besteding van hulpgeld aan de opvang van vluchtelingen, maar ook voor geld dat naar het Nederlandse bedrijfsleven gaat, bijvoorbeeld  in de vorm van subsidies. Oxfam-Novib stelt zelfs dat eenderde van het hulpbudget in Nederland blijft.

Ondanks de zogenoemde 'vervuiling' van het hulpbudget, zit het draagvlak voor ontwikkelingshulp in Nederland verder in de lift. Dit blijkt uit onderzoek van Kaleidos Research. Hierin werd aangetoond dat meer dan de helft van de Nederlanders vindt dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking gelijk mag blijven of worden vergroot. 

 

Meer geld naar de armste landen

Wat het rapport verder laat zien, is dat het totale hulpbudget de afgelopen jaren is gestegen. De bilaterale hulp die naar de armste landen ging steeg van 2014 op 2015 met 4 procent. In de jaren daarvoor was dat niet het geval: toen daalde het hulpbudget voor de armste landen, terwijl het totale ontwikkelingshulpbudget bleef stijgen. Uit plannen van de donorlanden tot 2019 blijkt dat de hulpstromen naar de armste landen verder zullen blijven stijgen.

De hulpstromen naar de armste landen zullen blijven stijgen

 

Opvallende stijgers en dalers

In 2015 steeg het budget voor ontwikkelingshulp in twintig landen. De grootste stijgers waren Zweden en Duitsland. Opvallend genoeg bleek ook het bijna failliete Griekenland een grote stijger. Dit wordt verklaard doordat het land grote aantallen vluchtelingen heeft opgevangen. Andere opvallende stijgers binnen de Europese Unie zijn Polen, Slowakije, Slovenië en de Tsjechische republiek. Hier werd tussen de 11 en 23 procent meer aan hulp besteed ten opzichte van het jaar ervoor. De uitgaven aan ontwikkelingshulp daalden in zes landen. Het sterkst in Australië en Portugal.

Overigens zijn het niet alleen de landen uit de Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking die hulp verschaffen. Zo geven de Verenigde Arabische Emiraten zelfs 1,09 procent van hun BNP uit aan ontwikkelingshulp. Flink meer dan het streefgetal van 0,7 procent dat de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling vaststelde.