Achtergrond

Moet ik wel druiven uit India eten?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Loop binnen bij een Nederlandse supermarkt en je kan er, ongeacht het seizoen, pitloze druiven kopen. Ze zien er allemaal hetzelfde uit; lichtgroen, met een diameter van 17 tot 22 millimeter en ze smaken allemaal even zoet. Om het hele jaar zulke druiven aan te kunnen bieden worden de druiven vanuit verschillende landen geïmporteerd: Italië, Spanje, Frankrijk, Zuid-Afrika, Chili, Argentinië en… India.

Toen ik Indiase druiven in de Nederlandse supermarkt vond, bekroop me een wat ongemakkelijk gevoel. Door het kopen van de druiven ben ik verbonden met de productie van het fruit daar. Ondersteun ik negatieve praktijken met mijn koopgedrag? Of is de export van druiven juist positief voor de Indiase samenleving? Kortom: moet ik deze druiven wel eten? 

Op onderzoek uit in India
Om die vraag te beantwoorden reisde ik voor onderzoek af naar het Nashik-district in Maharastra, India. Daar zag ik in de praktijk hoe de druivenproductie, zowel voor de binnenlandse markt als voor de export, in z’n werk gaat. Het zijn de mannen die de ‘export-druiven’ oogsten: ze bewegen zich langs de rijen druiven en oogsten alleen die trossen die voldoen aan de Europese criteria. Het sorteren wordt vervolgens door vrouwen gedaan.

Over het onderzoek – Harriet Larrington-Spencer onderzocht op een participatieve manier de werkomstandigheden en levens van Indiase arbeiders in de productie van druiven. Zij maakte daarbij vooral gebruik van gesprekken met Indiase arbeiders en andere betrokkenen. Door zelf mee te werken, was het mogelijk een zo volledig en gedetailleerd mogelijk beeld te krijgen van de praktijk van de druiventeelt en de werkomstandigheden.

Sterke mannen en zwakke vrouwen?
Deze arbeidsverdeling verbaasde me omdat ik een paar dagen daarvoor bij het oogsten van druiven voor de binnenlandse markt mannen en vrouwen wél samen zag werken. Waarom was de werkverdeling bij de exportdruiven zo anders? Eén uitkomst van mijn onderzoek is dat de druivenproductie voor de export bol staat van stereotypen. Zo werd mannenwerk als zwaar gezien en vrouwenwerk als licht. Bij navraag bleek dat vrouwen volgens de exporteurs van het fruit niet de kracht zouden hebben om de kratten druiven in voertuigen en exportverpakkingen te zetten. Zelf moest ik iedere keer als ik dit hoorde een lach onderdrukken. Gevulde exportkratten wegen namelijk zeven kilo, terwijl de kratten voor de binnenlandse markt wel twintig kilo wegen. En die ‘binnenlandse’, zwaardere kratten werden door vrouwen ook gewoon gedragen.

Slimme mannen en geduldige vrouwen?
Bovendien heerst bij de exporteurs van export-druiven het beeld dat mannen het ‘technische’ werk beter kunnen dan vrouwen. Die laatste groep zou geschikter zijn voor het ongeschoolde werk. Oogsten is in dit geval technisch werk, omdat de druiven ‘wetenschappelijk’ geselecteerd moeten worden aan de hand van Europese criteria. Het sorteren van de druiven is ongeschoold werk, waarvoor vrouwen geschikter zouden zijn. ‘Vrouwelijke’ eigenschappen zoals behendigheid, tederheid en geduld zouden bij het sorteren de kwaliteit van de druiven waarborgen.

Wat is de functie van deze stereotype werkverdeling? De academische literatuur stelt dat dit een manier is om een groot gedeelte van de werkkrachten, namelijk de vrouwen, zo goedkoop mogelijk in te schakelen. Als arbeid ongeschoold is, hoeft er immers minder voor te worden betaald. Dat blijkt ook uit de daglonen van de arbeiders: de sorterende vrouwen kregen in alle drie de dorpen die ik onderzocht structureel minder betaald dan de oogstende mannen. In de druiventeelt voor de binnenlandse markt krijgen mannen en vrouwen echter dezelfde beloning.

Uitbuiting van vrouwen?
De verschillen in beloning lijken te wijzen op de uitbuiting van vrouwen in de druivenproductie voor de buitenlandse markt. Zeker omdat de vrouwen ook nog eens meer uren maken, kortere pauzes nemen én meer werk verzetten in het huishouden thuis.

Toch is die conclusie niet zo eenvoudig te trekken. De vrouwen die ik sprak legden me uit dat ze, ondanks hun moeilijke werkomstandigheden, wel graag een economische bijdrage aan het huishouden leveren. Zo maken ze betere voeding, gezondheid en onderwijs mogelijk. Het werken biedt hen bovendien de mogelijkheid om contact te hebben met andere vrouwen.

Het zijn de exportafdelingen die zorgen voor deze arbeidsverdeling en loonverschillen, maar hun acties hangen samen met het handelssysteem. Exportdruiven worden betaald op basis van aflevering; de uiteindelijke prijs per eenheid wordt pas vastgesteld in de supermarkt. Gezien de macht die supermarkten hebben over de prijzen, is het logisch dat de exportbedrijven het risico op verliezen proberen te voorkomen met zo laag mogelijke lonen en informele arbeid voor vrouwen.

Dus moet ik nu druiven uit India eten?
Zijn druiven uit India nu wel of geen goede keus? Ik weet het niet. De druiventeelt in India lijkt tegenstrijdige effecten te hebben op de betrokkenen. Mijn onderzoek laat echter wel zien dat de impact van de export van landbouwproducten, zoals druiven, verder reikt dan ons winkelwagentje. Dat ik geen simpel antwoord kan geven betekent dan ook niet dat we de situatie moeten accepteren zoals deze is. Onze keuzes als consumenten hangen samen met de arbeidsomstandigheden van mensen in andere landen. Als consumenten hebben we invloed, laten we die gebruiken voor verandering.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons