Urban farming on the rise!

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Er was een tijd dat ‘urban’ helemaal hot was. In de muziek bedoel ik dan. Niemand wist eigenlijk precies wat het was, maar als het maar wat leek op hiphop of dubstep of iets met breakdance erin, dan vonden we het urban. De term was de laatste jaren wat minder in zwang, maar is nu met razende kracht weer aan een opmars bezig. Niet in de muziek dit keer, maar in de landbouw. Urban farming is happening!

Je mag het ook stadsboeren, stadslandbouw, of dak-akkeren noemen, als het maar aan één vereiste voldoet: je verbouwt je groenten gewoon zelf, alleen of met een groepje. Op je dakterras, in je tuin of nog beter: in de openbare ruimte. Ik kwam het zelf voor het eerst tegen in New York en Philadelphia, waar getatoeëerde hipsters braakliggende stukken grond in gevaarlijke ghetto’s begonnen in te zaaien met de meest uiteenlopende groenten en bloemzaad. Het resultaat was niet alleen handig – gratis voedsel – maar had ook een verbluffend effect op de buurt. Drive-by shootings maakten plaats voor bloem-pluk acties met de familie en in plaats van dat de boel vernield werd, begon men met het gezamenlijk onderhouden van de verschillende ghetto gardens. En de pit-bull ging gewoon lekker mee.

Kortom, het bracht mensen bij elkaar, het werd gezellig én de buurt werd letterlijk opgefleurd. Ik was daarom ook zeer verheugd te merken dat ook in Nederland de laatste jaren urban farming initiatieven als paddestoelen – heerlijk! – uit de grond schoten. De oorzaken hiervan liggen misschien minder in het sociale aspect, maar passen in de trend van reverse globalization. De mens van vandaag wil weer weten wat ie eet, waar het vandaan komt en wat de ecologische footprint is.

En logisch eigenlijk ook. We beseffen meer en meer dat grondstoffen schaarser worden of zelfs eindig zijn. Dat grootschalige landbouw in combinatie met bestrijdingsmiddelen, kunstmest en genetische manipulatie op de lange termijn wel eens schadelijker kunnen zijn dan we tot dusver dachten. En dat uitstoot van broeikasgassen door transport van voedsel uit Verweggistan (we kennen allemaal de eye-opener The Story of Stuff) bijdragen aan klimaatverandering.  We willen dus weer weten hoe je schorseneren zaait – zaai je die eigenlijk wel?-, hoe een wortel groeit en hoe je een pompoen oogst. En dat alles zonder dat er een bestrijdingsmiddel aan te pas komt, laat staan plastic verpakkingstroep.

De groene revival houdt overigens niet op bij de pompoenen. Nog zo’n stadse rakker is tegenwoordig de honingbij. Wat in Parijs begon in de jaren 80 is inmiddels uitgegroeid tot een wereldwijde trend: urban beekeeping. in Tokio, Rome, Londen en Berlijn staan de daken vol met bijenkasten. Een nieuwe generatie imkers neemt het stokje over van de vergrijzende bijenhouderspopulatie. Het is tegenwoordig cool om bijen te houden. Ook dit is weer deels ingegeven door alarmerende berichten over grootschalige bijensterfte, als gevolg van onder meer pesticidengebruik en mono-cultuur in de landbouw. Stadsimkeren kan het welzijn van de bij bevorderen – hier valt het tenslotte nog wel mee met de schadelijke bestrijdingsmiddelen. De stadsimkers in spé staan in de rij voor een cursus urban beekeeping, waarbij het hen er vaak om gaat om de natuur – waar we tenslotte allemaal onderdeel van uitmaken – beter te begrijpen.

Maar de vraag is natuurlijk: heeft het effect? Is deze trend not just a passing fad en gaan we straks weer over tot de orde van de grootschaligheid en de supermarkt? En belangrijker nog: heeft stadslandbouw enige zin om een bijdrage te leveren aan het duurzaam voeden van 9 miljard mensen? Louise Fresco was hier onlangs sceptisch over. Zij ziet – voor zover ik haar begrepen heb – in lokale biologische productie geen oplossing voor de wereldvoedselproblematiek. Ik denk dat zij de kracht, maar ook de noodzaak van lokale initiatieven wel eens kan onderschatten. Dat geldt niet alleen voor de hippe metropoliet, maar net zo goed voor mensen in de base of the pyramid. Hoe het ook zij, als de meerwaarde van urban farming alleen zou zijn dat ons natuurbesef en de zorg voor onze fragiele ecosystemen vergroot wordt, dan heeft het z’n waarde al bewezen. En dan is de term urban in de landbouw in tegenstelling tot in de muziek wellicht een blijvertje.

Tom van de Beek (1977) werd nummer 74 in de Trouw Duurzame 100 en is daarnaast bestuurslid van het Natuurcollege.


Kom op Wereldvoedseldag ook naar de speciale editie van OneWorld Live in samenwerking met Youth Food Movement en FoodGuerrilla in Pakhuis de Zwijger (16 oktober).


 


 


 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons