Achtergrond

Eritrea loopt leeg

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Na zestien uur dobberen op een gammel vissersbootje op de Middelandsee Zee werd Yusuf, een tanige jongen van 24 uit Eritrea, opgepikt door een koopvaardijschip dat hem en tweehonderd andere bootvluchtelingen naar het Italiaanse eiland Capri bracht. Vijf maanden eerder was hij Eritrea ontvlucht, via Ethiopië naar Sudan. Daar zat hij twee maanden in de gevangenis omdat hij illegaal was. Toen hij vrijkwam, trok hij door de Sinaïwoestijn naar Libië. Ook daar kwam hij vast te zitten. “Pas na drie maanden kon ik de zee over naar Italië”, zegt hij. Nu zit hij op het station van Milaan. Zonder geld, zonder eten en zonder plek om te slapen. Hij heeft één doel: door naar Noord-Europa om daar een nieuw leven op te bouwen.

Ook de minister van Informatie en een hoge partijbons sloegen vorig jaar op de vlucht

Jongens als Yusuf kwamen dit voorjaar met duizenden tegelijk naar Nederland. Op zoek naar een beter leven, maar vooral op de vlucht voor het dictatoriale regime in hun thuisland. In de Nederlandse media verklaarden Eritreeërs dat het allemaal wel meeviel met die onderdrukking. Maar OneWorld ontdekte dat deze Eritrese jongeren gelieerd zijn aan dat alleenheersende regime. “Ik heb dit jaar twintig Eritrese asielzoekers bijgestaan”, zegt asieladvocaat Leonie Sinoo, “en ze gaven allemaal aan dat de nationale dienstplicht de voornaamste reden was om te vluchten. In feite staat de national service gewoon voor dwangarbeid.”

Eeuwig dienstplichtig De nationale dienstplicht werd in 1995 ingevoerd, toen de enige politieke partij in Eritrea, People’s front for Democracy and Justice (PfDJ), en zijn 
leider Isaias Afewerki nog brede steun onder de bevolking genoten. Eritrea was toen vier jaar onafhankelijk van Ethiopië, na een bevrijdingsoorlog die dertig jaar had geduurd. Afewerki had daarin het voortouw genomen en
was daarom geliefd – ook toen in 1998 opnieuw oorlog met Ethiopië uitbrak. Eritreeërs
in binnen- en buitenland schaarden zich achter de PfDJ tegen wat zij zagen als hernieuwd Ethiopisch imperialisme.

 

Dat democratische maatregelen – zoals het invoeren van een nieuwe grondwet die een meerpartijenstelsel zou toestaan – daarvoor in de ijskast werden gezet, werd voor lief genomen. 

Twee jaar en tienduizenden doden later kwam er een staakt-het-vuren, maar er werd nooit officieel vrede gesloten. Dat was een kantelpunt in de populariteit van president Afewerki en de PfDJ.
De Eritrese regering houdt de bevolking nog altijd voor dat het land in oorlog is.

Sinoo’s uitspraak wordt bevestigd door verschillende onafhankelijke bronnen, zoals de Crisis Group. Dit onafhankelijke onderzoeksinstituut, dat door interviews en veldwerk informatie verzamelt, schrijft in zijn rapport Eritrea: Ending the Exodus? dat sinds 2002 ‘veel mannen en vrouwen in nationale dienst werden uitgezonden naar semi-autonome bedrijven onder leiding van legerofficiers en partijbazen.’ OneWorld sprak met tientallen Eritrese vluchtelingen, die stuk voor stuk vertelden hoe ze voor tien dollar per maand moesten werken voor de regering. En dan niet voor een jaar, maar (vaak) decennialang. Wie weigert, is zijn leven niet zeker. En mensen kunnen niet zomaar het land uit; dienstplichtigen krijgen geen uitreisvisum (zie kader). 

Vierhonderd lijkkisten
Eritrea kampt al tientallen jaren met een uittocht van voornamelijk jonge mannen, maar het laatste jaar lijkt de stroom nog groter te worden. In de eerste helft van 2014 vroegen volgens de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de VN, ruim 19.000 Eritreeërs asiel aan in 44 geïndustrialiseerde landen. Dat is meer dan drie keer zoveel als in de eerste helft van 2013. 

Niet alleen tegenstanders van het regime ontvluchten Eritrea. Vorig jaar vroegen ook de minister van Informatie en het plaatsvervangend hoofd economische zaken van de regeringspartij People’s Front for Democracy and Justice (PFDJ) elders om asiel. Ook zijn drie nationale voetbalteams niet teruggekeerd naar Eritrea nadat ze meededen aan een buitenlands toernooi. Het meest recent gevluchte elftal verblijft in Gorinchem. 

In 1991 zater er nog 38 hulporganisaties in Asmara, nu zijn dat er nul

Volgens Mirjam Reisen, hoogleraar Internationale Verantwoordelijkheid aan de Universiteit van Tilburg en expert op het gebied van Eritrese mensensmokkel, is er een duidelijke reden voor de recente exodus. “De directe aanleiding is het zinken van de boot bij Lampedusa vorig jaar. Heel veel mensen in Eritrea kenden iemand die op die boot zat”, zegt ze. Reisen doelt op de ramp van 3 oktober 2013, toen een boot met ruim 400 inzittenden – voornamelijk Eritreeërs – met het Italiaanse eiland Lampedusa in zicht in brand vloog en zonk. 366 mensen overleden, een handjevol bereikte levend de kust. Eritrese belangengroepen in Europa eisten dat de slachtoffers in eigen land begraven zouden worden. Maar het regime liet dat niet toe. “Kun je je voor stellen wat voor beeld dat gegeven had?”, zegt Reisen, “bijna vierhonderd lijkkisten die tegelijk aankomen? Dat kon het regime niet hebben.” De meeste slachtoffers werden snel begraven in Italië, zonder dat nabestaanden of overlevenden daar- bij mochten zijn. Lijsten met namen van slachtoffers werden verboden in Eritrea’s hoofdstad Asmara. 

Eritreeërs aan wie we dit artikel ter inzage voorlegden, bevestigen dat de bootramp een extra stimulans was voor vluchtelingen om het land te verlaten. Het deed hen meer dan ooit beseffen dat hun eigen regering niet voor haar inwoners zorgt. 

‘Mensen waren áltijd optimistisch’ 

 

Mikal Tseggai (19, student en geboren in Nederland) was deze zomer en twee zomers geleden in Eritrea.

“Als ik in de hoofdstad Asmara in een café over politiek sprak (zoals ik in Nederland gewend ben) keken mijn vrienden schichtig om zich heen of iemand het gehoord zou kunnen hebben. De overheid is in toenemende mate paranoïde. Als iemand opvangt dat jij over vluchten of over mensensmokkel spreekt, en diegene tipt de overheid, dan kun je in de gevangenis belanden. Een familielid – ik zeg niet wie – zat zes maanden vast omdat hij probeerde te vluchten. Een zoon van een ander familielid slaagde er wel in om te ontsnappen, tijdens zijn dienstplicht. Toen is zijn moeder op het matje geroepen, bedreigd en belaagd. Dat is geen vaste tactiek van het regime, het gebeurt als je de pech hebt een onaardige commandant te hebben. Nog een voorbeeld: een bekende kreeg een boete omdat hij in een gehuurd minibusje reed waarvan de laadruimte geblindeerde ramen had. Dit mocht niet: zo kon de politie bij controleposten niet zien of hij misschien iemand naar de grens smokkelde.  

 

Naar mijn idee staan steeds minder mensen achter het regime. Economisch gaat het ook slecht. De nationale munt is bijna vier keer minder waard dan twee jaar geleden. Ik heb mensen horen zeggen dat ze alles aankonden: armoede, tekort aan voorzieningen en zelfs oorlog. Maar de vluchtelingenstroom en de doden die tijdens de reis vallen, zijn nu de druppel die de emmer doet overlopen. Ik vond het moeilijk om te zien dat de mensen in Eritrea, die echt áltijd optimistisch zijn, de hoop aan het verliezen zijn.” 

Mensenrechtenschendingen
Vrijwel alle internationale instituties en mensenrechtenorganisaties maken zich ernstige zorgen om de situatie in Eritrea. Human Rights Watch en Amnesty International schrijven elk jaar opnieuw rapporten waaruit blijkt dat mensenrechten er op grote schaal worden geschonden. De Verenigde Naties stelden in 2012 Sheila Keetharuth aan als Speciale Rapporteur Eritrea om deze mensenrechtenschendingen te onderzoeken, maar tot nog toe heeft zij geen visum gekregen om het land te bezoeken. Om toch onderzoek te kunnen doen, spreekt ze met vluchtelingen die het land recent verlaten hebben en haar vertellen waarom ze gevlucht zijn. “Vanwege de executies, verdwijningen, eenzame en inhumane opsluiting, martelingen en de dienstplicht”, zegt ze, “bovendien ontbreekt het Eritreeërs aan basale rechten als vrijheid van meningsuiting, religie en vereniging. De VN stelden afgelopen zomer een onderzoekscommissie aan die Keetharuth moet ondersteunen bij haar onderzoek. De commissie heeft geen juridische grondslag, maar het geeft wel aan dat de internationale druk op Eritrea wordt opgevoerd. 

Verdienen aan vluchtelingen
De situatie in Eritrea wordt alsmaar nijpender. Zaten er vlak na de onafhankelijkheid (1991) nog 38 hulporganisaties in Asmara, nu zijn dat er nul. Vijf jaar geleden werd het Internationale Rode Kruis, dat zich overal ter wereld politiek neutraal opstelt, weggepest. Het Rode Kruis had al maanden geen benzine kunnen kopen, auto’s werden ingenomen en het personeel was niet toegestaan de hoofdstad te verlaten, blijkt uit ambtsberichten van de Amerikaanse ambassade. 

‘Alles ligt er stil’

Yared, een veertiger die niet met zijn echte naam in OneWorld wil, was deze zomer vier weken in Eritrea voor een familiebijeenkomst. 

“In de buurt waar ik logeerde in Asmara is alleen na elf uur ’s avonds elektriciteit, als het meezit. Kraanwater is er ook niet meer. Hoe je dan moet douchen? Rijke mensen laten met een vrachtauto zo’n enorme watertank bezorgen. Als je geld hebt hoef je in Eritrea niets tekort te komen. Maar wie geld wil verdienen moet altijd banden onderhouden met functionarissen van het regime. Tijdens mijn laatste bezoek viel me op hoeveel jongeren er in de hoofdstad rondlopen. Eerder waren die altijd druk met ‘national service’ (een soort dienstplicht – red.). Nu gaan ze na verlof niet meer terug naar hun legereenheid. Ik sprak iemand in het bestuur van een legercompagnie. Normaal telt zo’n compagnie honderd tot honderdvijftig manschappen, deze had er maar vijf! Ze hadden dus ook niet de capaciteit om deserteurs op te sporen. Soldaten die nog wel in dienst zijn, weigeren hun maten op te pakken. 

 

Jongeren gaan voor zichzelf, in plaats van voor het opbouwen van Eritrea. Al het opbouwwerk dat in Eritrea werd verzet vond plaats onder de paraplu van de ‘national service’. Nu jongeren die ontduiken, ligt het land volledig stil. 

Veel docenten (wier werk ook onder de dienstplicht valt – red.) laten alleen ’s ochtends hun gezicht zien op school, en geven daarna (tegen betaling) thuis les. Ambtenaren zetten een krabbeltje en keren huiswaarts om op een alternatieve manier geld te verdienen.” 

De exodus begint een probleem te worden voor de Eritrese regering. Na eerst bruut geweld te hebben gebruikt om vluchtelingen te stoppen, zette de regering een slim systeem op om geld te verdienen aan emigranten. Zij moeten 2 procent van hun inkomen aan de Eritrese ambassade in hun nieuwe land betalen. Anders worden hen alle diensten, zoals een nareisvisum voor familieleden of een begrafenis op eigen grond, geweigerd. 
Tot nog toe waren de achterblijvers vooral laagopgeleide plattelandsmensen. Nu komen vluchtelingen uit bredere lagen van de maatschappij. Ook betalen steeds minder Eritreeërs in het buitenland die 2 procent. ‘In Eritrea wordt steeds meer erkend’, schrijft Crisis Group, ‘dat de omvang van de exodus niet te handhaven is; er is sprake van leegloop. Bovendien verliest het bewind in eigen land en in de diaspora steeds meer politieke steun.’

Dit verhaal is deel van het thema “Vlucht uit Eritrea” in het nieuwe OneWorld-nummer, dat dinsdag verschijnt. Eva Schram en Sanne Terlingen waren zondagavond te gast bij Reporter Radio om te praten over de productie.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons