Achtergrond

Weggegooid geld in Zuid-Sudan?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Drie belangrijke argumenten missen in deze discussie. Allereerst het onvermijdelijke gegeven dat aan projecten en programma’s in landen als Zuid-Sudan risico’s verbonden zijn. Een land dat na dertig jaar oorlog weer overeind moet komen, en bovendien te maken heeft met destabiliserende acties van buitenaf, is nu eenmaal van het hoogste risicoprofiel. Dan moet je niet gek opkijken als het fout gaat.

Het geld is het hardst nodig in gebieden waar de kans op mislukken het grootst is

Wie Paul Collier’s analyse van conflictgebieden kent, weet dat er een hele grote kans is dat landen na een vredesverdrag binnen afzienbare tijd weer in een gewapend conflict terecht komen. Het mag dus geen verrassing zijn dat zoiets gebeurt, hoe verschrikkelijk het ook is voor de duizenden Soedanezen die zijn gedood en de miljoenen die op de vlucht zijn. In ontwikkelingssamenwerking geldt dat geld het hardst nodig is in gebieden waar de kans op mislukken het grootst is. Wie vooral zeker wil zijn dat zijn geld voor ontwikkeling rendeert, moet naar Ghana, Indonesië of Kenia. Wie het verschil wil maken moet naar Zuid-Sudan, Mali of Afghanistan.  

Ten tweede is er een clash tussen de politieke profileringslogica enerzijds en anderzijds de technisch professionele logica. Het besluit om Zuid-Sudan te steunen was vooral een politiek besluit, consequentie van jarenlange inzet voor vrede in Sudan, noodzaak om als internationale gemeenschap eendrachtig in te zetten en natuurlijk ook de wens om Nederland te profileren in dit strategisch belangrijke deel van Afrika. Als we vervolgens de resultaten bekijken, zetten we een andere bril op en doen we dat met een technisch-professionele logica: zaten de programma’s goed in elkaar, was er wel een goede baseline survey, was er wel een goed programmamanagement. In de discussie over OS switchen we met groot gemak van een politieke naar een professionele logica en terug, al naar gelang het uitkomt in de redenering. Het is precies om die reden dat ik, na het rapport van de WRR “Minder pretenties, meer ambitie’ , een groot voorstander was van het inrichten van NLAid. Dat zou geholpen hebben om de discussie over OS zinniger te voeren en professionaliteit en politiek beter uit elkaar te houden én beter in evenwicht te brengen.

Op de derde plaats is het belangrijk te kijken naar de vraag wat we nu leren van deze mislukking in Zuid-Sudan. De komende jaren zullen de fragiele staten de grootste uitdaging vormen voor de internationale gemeenschap. Voor die landen kun je vrijwel altijd vaststellen dat de voorwaarden voor succesvolle programma’s ontbreken. Aan de kant blijven staan is geen oplossing en zou getuigen van politieke lafheid, net als een verschuiven van de aandacht naar de veilige en stabiele landen waar  ontwikkelingsgeld meer zekere resultaten oplevert. De vraag is wel of we leren van deze mislukking en hoe we die lessen gebruiken voor de volgende keer.

De minister zou helder moeten maken welke risico’s er kleven aan financiering van programma’s in deze fragiele staten

Ik geloof dat de minister in alle openheid helder zou moeten maken aan publiek en parlement welke risico’s er kleven aan financiering van programma’s in deze fragiele staten. En dat we vooral niet moeten denken dat we vooraf garanties krijgen op succes en resultaat. Maar dat Nederland niet wegloopt voor de dilemma’s en uitdagingen in die landen.
En ik hoop dat we eindelijk eens een serieus internationaal onderzoekprogramma krijgen rond fragiele staten, waarin we ‘the best and brightest’ uit beleid, praktijk en wetenschap bij elkaar zetten om lessen te trekken uit Afghanistan, Zuid-Sudan, DRC, Haïti, Mali. Dat geld zou in ieder geval heel erg goed besteed zijn.

Foto: kindje in Juba (cc) Petterik Wiggers.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons