Achtergrond

Het monster is niet alleen de witte man

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Niet alleen de witte man voelt zich superieur en maakt zich schuldig aan discriminatie, stelt Kiza Magendane. 

Het is feestelijk en gezellig in het anti-racisme kamp. Voor zover er sprake van een anti-racisme kamp kan zijn natuurlijk. Maar het is feestelijk. Er is een consensus bereikt: de witte man is het monster en hij moet keihard worden aangepakt. De witte man ‘moet je breken’ fluistert het zogenaamde anti-racisme leger. Maar wat als blijkt dat de witte man niet het enige monster is?

'Ik ben niet het monster. Want, ik heb geen enkele intentie om racistisch te zijn.' Stelt de witte man. Hij wordt van repliek gediend door het anti-racisme leger. Het gaat niet om hem als individu, stelt het anti-racisme leger hem gerust. Het gaat meer om een structuur die de witte man een superieure positie geeft ten opzichte van wie dan ook. Met alle gevolgen van dien.

De witte manifesteert zich als een slachtoffer van het anti-racisme leger. ‘Ik kan niets doen aan het feit dat ik deze privileges heb’, stelt de witte man klagend op fora zoals ThePostOnline.nl en Joop.nl.

Door dit slachtoffergedrag en de blindheid van de witte man duikt een nieuwe functie op. Helper Whitey, een functie exclusief voor witte mensen. Deze verlichte en goedbedoelende witte mensen hebben als taak om namens de zwarte Nederlanders te spreken. Zwarte mensen kunnen kennelijk niet namens zichzelf spreken om de witte man te overtuigen dat er sprake is van racisme in Nederland. Alleen door de handelingen van helper whiteys kan de witte man luisteren en inzien hoeveel privileges hij heeft en hoe racistisch hij in elkaar zit.

Zwarte mensen kunnen kennelijk niet namens zichzelf spreken om de witte man te overtuigen dat er sprake is van racisme in Nederland

Vanuit zijn defensieve status maakt de witte man gretig gebruik van het zogenaamde whitesplaining. Hetzelfde als mansplaining, een situatie waarin de man altijd denkt gelijk te hebben en dus aan de vrouw moet uitleggen hoe zaken precies in elkaar zitten. Wij zien in het racismedebat dat de witte man tegen de gemarginaliseerde groep wil vertellen wanneer iets nou wel of niet racistisch is. Whitesplaining noemen ze dat dus. De witte man denkt dat de andere groep overgevoelig is en daarom niet kan inzien dat Nederland helemaal niet zo racistisch is. Vanuit zijn defensieve status presenteert de witte man zich als de hoeder van de rationaliteit die aan de hand van een bepaalde logica kan concluderen dat Nederland niet racistisch is.

Dit essay heeft geen enkele intentie om het breken van de witte man goed te praten of af te keuren. Mijn doel is om racisme buiten het terrein van de witte man bespreekbaar te maken. Noem het problematiseren van het onbesprokene. Want terwijl sommigen observeren, vergeten ze vaak dat ze ook worden geobserveerd. Met andere woorden, de misbruikte kan zelf de misbruiker worden, als de context verandert. 

“Blijf Met Je Vieze Negerhanden Van Onze Vrouwen Af”

Specifiek heb ik het bijvoorbeeld over de zogenaamde colorisme. Dat is een vorm van racisme gebaseerd op huidskleur. Hoe lichter de huidskleur, hoe sterker het gevoel van superioriteit. Een realiteit die zich overal ter wereld voordoet. Nederland is geen uitzondering.

Neem bijvoorbeeld racisme binnen de Turkse en de Marokkaanse gemeenschap jegens de zwarte medemens. Het gaat om het beledigende n-woord dat binnen deze gemeenschappen wordt gebruikt om iemand die op mij lijkt aan te duiden. En terwijl ik dit zeg hoor ik al het anti-racisme leger fluisteren: ‘vergeet het doel niet, wij moeten nu samen de witte man eerst breken. De rest komt later wel’.

Mijn doel is om racisme buiten het terrein van de witte man bespreekbaar te maken

Maar wat is later als liefdesrelaties tussen Turkse-Nederlanders en Marokkaanse-Nederlanders met Nederlanders met een zwarte huidskleur als de grootste zonde worden beschouwd? Zijn wij soms het incident vergeten waarbij een aantal Marokkaanse-Nederlandse jongetjes een Marokkaanse-Nederlandse dame in elkaar sloegen omdat zij met een Surinaamse-Nederlandse man omging? In maart van 2012 liep een 26-jarige zwangere vrouw van Marokkaanse komaf met haar Surinaamse vriend in het centrum van Amsterdam. Vijf mannen van Marokkaanse komaf liep achter hen aan. Ze scholden haar uit voor ‘negerhoer’. Toen haar vriend reageerde, ontstond er een vechtpartij. De vrouw in kwestie werd door de vijf mannen mishandeld. Een week later werd haar kind te vroeg geboren en overleed. Niet de witte man was hier de dader maar Nederlanders van kleur die door mensen zoals Geert Wilders worden gecriminaliseerd en gedehumaniseerd. Zij waren hier de agressoren. In de naam van haat. Puur racisme.

Denk in het klein, begin bij jezelf
Dit essay heeft geen enkele intentie om gezellig te doen en de solidariteit van de gemarginaliseerde groep de hemel in te prijzen. Het is goed dat wij onze ogen richten op het systeem van ongelijkheid. Het is goed als wij als gemarginaliseerde Nederlanders op basis van gedeelde ervaringen een front vormen tegen de witte man als agressor. Maar er is ook een appèl om naar onszelf te kijken. Gemarginaliseerde Nederlanders bejegenen elkaar onderling op een racistische manier. In ogen van de witte man zijn wij allemaal ‘allochtonen’, terwijl er onder ‘allochtonen’ zelf subtiele en expliciete vormen van onderlinge minachting bestaan.

Wat ik hier bespreek is geen hogere wiskunde. Recentelijk ben ik door een aantal persoonlijke crises tot deze inzichten gekomen. Mijn denken werd niet door daden gevolgd. Ik ben ook geconfronteerd met mijn eigen hypocrisie. Daarmee wil ik zeggen dat wij vaker goed zijn in het strijden voor het goede, maar ondertussen vergeten dat wij op microniveau ook dezelfde handelingen moeten verrichten die wij op macroniveau willen realiseren. Wie tot verandering in de samenleving wil komen moet eerst in de persoonlijke sfeer beginnen. Ikzelf ben bijvoorbeeld de afgelopen jaren en maanden geconfronteerd met mijn eigen seksisme en privileges als man.

Ik ben ook geconfronteerd met mijn eigen seksisme en privileges als man

Soms zijn wij zelf de agressoren zonder dat wij dat door hebben. Of soms willen we dat gewoon niet door hebben. Want is het vreemd als ik stel dat er racisme bestaat in de Marokkaanse en Turkse gemeenschap jegens de zwarte medemens? Natuurlijk wil ik en kan helemaal niet generaliseren. Net zo min als je kunt stellen dat alle witte mensen racistisch zijn. Maar waarom zouden wij het niet bespreekbaar maken en aanpakken? Het is hypocriet om racisme van de witte man bespreekbaar te maken en te willen veranderen terwijl men blind blijft voor racisme binnen de eigen groep of gemeenschap.

Systematisch aanpak en taboes doorbreken
Misschien is het niet de witte man die gebroken moet worden maar het systeem van ongelijkheid. Dat houdt in dat wij inderdaad begrippen als ‘witte suprematie’ in het maatschappelijke debat mogen populariseren. Dat houdt ook in dat het racisme-lexicon in Nederland inderdaad uitgebreid mag worden. Maar het betekent dus niet dat wij blind moeten blijven voor andere vormen van ongelijkheid en racisme die zich afspelen op verschillende niveaus in de samenleving. Dus ook onder de gemarginaliseerde groepen zelf vinden vormen van onderlinge marginalisatie en dehumanisering plaats. Het betekent dat wij ons bewust moeten zijn van het feit dat niet alleen de witte man het monster is, maar dat wij zelf ook op onze manier het monster zijn.

Dit essay is nog niet klaar zonder pleidooi dat er in de Afro-Nederlandse gemeenschap ook kritisch moet worden gekeken naar de gevolgen van de Arabische slavernij op het Afrikaanse continent. Want het superieur denken van de witte man die impliciet is meegegeven vanuit het  ‘cultureel archief’ zoals door Gloria Wekker wordt genoemd, is niet alleen bij de witte man te vinden. We zien het ook in de Arabische en Ottomaanse trots die met minachting naar de zwarte Nederlander kijkt. Het is daarom te gek voor woorden als je de desastreuse gevolgen van de Arabische slavernij niet bespreekbaar wil maken omdat de trans-Atlantische slavernij groter en verwoestender is. Moet je daarom het racisme jegens het zwarte lichaam in de Marokkaanse en Turkse gemeenschap in Nederland goed praten?

Moet je het racisme jegens het zwarte lichaam in de Marokkaanse en Turkse gemeenschap in Nederland goed praten?

Om het nog ingewikkelder te maken: ook binnen de zwarte gemeenschap bestaat enige vorm van onderlinge marginalisatie. Via colorisme, maar ook via homofobie en seksisme. Dat zijn ook zaken die het waard zijn om dit essay te noemen. Je snapt mijn punt: de groep is nooit zo onschuldig als het lijkt. Een permanente vorm van zelfreflectie is nodig om er voor te zorgen dat eenieder tot zijn recht komt.

‘Het was zo gezellig, nu gooi je roet in het eten, Moet de inhoud van dit essay nou écht besproken worden?' Ik hoor het gezellige anti-racisme kamp mij van alles vragen. ‘Nee, niet per se, niets moet besproken worden, het is een keuze’, luidt mijn antwoord. Maar heeft de geschiedenis ons geleerd dat wij met gezelligheid sociale verandering kunnen bewerkstelligen?

Verstoor de schijngezelligheid, maak het gesprek mogelijk. Laten wij onszelf voortdurend bevragen en het monster in ons confronteren. En vooral, laten wij samen een gesprek aangaan, ook buiten dit essay. En laten wij intersectioneel denken. Niet alleen omdat het woord ‘intersectioneel’ zo lekker intellectueel klinkt, maar omdat het broodnodig is.

Waar is het monster in ons?

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons