Opinie

De illusie van tweedehands

Als echte koopverslaafde boycot ik de grote kledingproducenten, en stil mijn honger naar nieuwe outfits in vintage-per-kilo shops. Kan dat wel zonder schuldgevoel?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Een jaar geleden besloot ik resoluut dat het afgelopen moest zijn met goedkope kleding van ketens als de Monki en Zara, waaraan ik met liefde maandelijks een riant deel van mijn geld uitgaf. Ik werd me steeds bewuster wie de echte prijs betaalt voor de nieuwe aanwinsten in mijn kledingkast. Naarmate ik er meer over las, kon ik er niet meer omheen: voor een katoenen shirtje is ontzettend veel land en water nodig, voor een jeans belanden er ook nog allerlei giftige stoffen en chemicaliën in de bodem, en de meeste items worden gemaakt in fabrieken en naaiateliers op plekken waar de naleving van de mensenrechten zeer te wensen over laat. Als goed geïnformeerd burger was het mijn plicht om niet langer als lichtzinnige consument door het leven te gaan en zomaar te genieten van wat er in het Westen te koop is, ten koste van mens, dier en de planeet.

Ik ben dus gestopt met het kopen van nieuwe kleding, en ik zie dat veel generatiegenoten proberen duurzame(re) keuzes te maken. Al liegen de cijfers er niet om: er worden in Nederland per jaar zo’n 330 miljoen kledingstukken verkocht. 1 Gelukkig is er in mijn westerse thuisstad Amsterdam een enorm aanbod van tweedehandswinkels.

Zonder schuldgevoel stil ik mijn honger naar nieuwe outfits in deze vintage-per-kiloshops. En net zo goed schaf ik als vegetariër truien van angorawol, afkomstig van levend geplukte konijntjes en bontjassen aan, want het is immers tweedehands, en het lijden van de dieren vond al plaats voordat de eerste eigenaar het aanschafte. Of ik kocht wel eens een Zara kledingstuk dat ik eerstehands nooit zou hebben aangeschaf. En ook de items van deze ketens die ik voor mijn kantelpunt aanschafte, draag ik nog met plezier. Best wel krom, besef ik. Want, ik ben niet van mijn koopverslaving af en ik draag ook spullen die ik afkeur. Mijn kast dijt elke maand verder uit, maar nu met afdankertjes in plaats van met nieuw aangeschafte fast fashion. Ben ik goed bezig door alleen maar tweedehands te kopen? Of is dat een hypocriete gedachte? Houd ik hiermee een systeem in stand waar ik eigenlijk tegen ben?

Levensduur

Op het eerste gezicht lijkt er niets mis te zijn met het kopen van tweedehandskleding. Het gedachtegoed van de circulaire economie volgend, is het de verlenging van de levensduur van spullen, door hergebruik. Met de huidige staat van de kledingindustrie is deze stap heel wenselijk. Tegenwoordig wordt er juist aangestuurd op een korte levensduur van kleding, meestal één seizoen. Hierdoor verdient de kledingindustrie een hoop geld, maar het is extreem belastend voor mens, dier en milieu. Als we spullen langer (her)gebruiken hoeft er in theorie minder geproduceerd te worden. Uit Brits onderzoek blijkt dat als we onze kledingstukken drie maanden langer gebruiken dan we nu doen, we de ecologische voetafdruk – water-, land- en energiegebruik – van de kledingindustrie met vijf tot tien procent verlagen.

Als we onze kledingstukken drie maanden langer gebruiken, verlagen we de ecologische voetafdruk van de kledingindustrie met 5 tot 10 procent

Vaak wordt een garderobe aangevuld met tweedehands items, en vervangt dat het kopen van nieuwe spullen niet. Misschien draagt het kopen van tweedehands zelfs bij aan een grotere drijfveer voor anderen om wél mee te doen aan fast fashion: zij kunnen hun afdankertjes immers weer kwijt na het seizoen.

Dat wordt duidelijk als je kijkt naar platforms zoals United Wardrobe. Een Nederlandse website waar vooral jonge meiden hun vaak ongedragen items van ketens als Primark of Urban Outfitters doorverkopen: soms zitten de prijskaartjes er nog aan. Ze hebben een miskoop gedaan of meerdere maten besteld waarvan ze de niet passende doorverkopen. Die raken ze op het platform makkelijk kwijt, al maken ze daar  natuurlijk wel verlies op. Per dag worden er zo’n 20.000 items geplaatst.

Oprichter Thijs Verheul beaamt dat de meeste gebruikers jonge meiden zijn voor wie fast fashion de norm is. Er zijn ook een aantal echte handelaars actief op het platform: deze meiden struinen de grote rommelmarkten in Europa af op zoek naar mooie stukken, en verkopen deze op de site door aan hun volgers. Zo maakt het platform de toegang tot tweedehandskleding makkelijker, maar daarmee ook het afdanken van fast fashion. Verheul hoopt met zijn platform de jonge bezoekers bewust te maken van een mogelijk langere levensduur van producten. Verheul: “Ook al zijn we een druppel op een gloeiende plaat, we hopen bij te dragen aan het normaliseren van het kopen van tweedehands kleding.”  

Privilege

De meeste tweedehandswinkels waar ik kom, verkopen andere kleding dan wat er in de reguliere winkelstraat hangt. Voor veel mensen is een bepaalde stijl de reden om hier te winkelen. Vaak verkopen deze vintage stores zogenoemde ‘dead stock’: een partij die nooit is verkocht en nog ergens in een opslag lag. Je vindt hier rekken vol met Levi’s 501 of eighties ribbroeken in verschillende maten, die je zelf nog op lengte moet maken: nooit gedragen en hartstikke mooie kwaliteit. De kleding die wel gedragen is, daarvan stel ik me dan voor dat een elegante dame op leeftijd er afstand van doet na het jarenlang in haar kast te hebben bewaard, om een tweede leven te krijgen – bij mij. Omdat er vroeger kleding werd gemaakt die gewoon heel lang meegaat. Maar, voordat de kleding in deze winkels belandt, gaat er veel verzamel-, sorteer- en verscheepwerk aan vooraf. Dat is een hele industrie op zich, met zijn eigen milieu-impact.

Een rondgang langs de tweedehandswinkels in de stad leert dat de meeste vintagewinkels de kledingstukken op hun beurt bij grote aanbieders kopen, waar ze het in grote aantallen afnemen. De kleding vliegt hiervoor de hele wereld over. De kledingstukken zijn al door vele handen gegaan voordat ze hier terecht komen, en meerdere malen gesorteerd en geselecteerd. Ook hebben sommige winkels een eigen lijn met ‘refurbished’ producten. Er hangen bijvoorbeeld gekleurde buiktruitjes die ooit overhemden waren.

Is het niet onze collectieve hebberigheid die deze enorme, vervuilende, verspillende en uitbuitende industrie in het zadel heeft gehesen?

De aanblik van die grote goedgevulde tweedehandswinkels en het druk winkelende publiek bevestigt dat de vraag naar kleding overeind blijft – direct of indirect. Het knaagt. Ook ik ben namelijk nog steeds hebberig als het om kleding gaat. En is het niet onze collectieve hebberigheid die deze enorme, vervuilende, verspillende en uitbuitende industrie in het zadel heeft gehesen? Hadden we niet die obsessie met uiterlijk vertoon, dan zouden we gewoon in de meest functionele kleding voor het seizoen lopen, die we zouden dragen tot het op de naad versleten zou zijn. De praktijk is anders: veel van ons bezitten veel meer dan we ooit kunnen verslijten. Gemiddeld bezitten Nederlanders 173 kledingstukken, waarvan ze er 50 in het afgelopen jaar niet hebben gedragen. En nog eens 40 gooien we er weg.2 Frans Tilstra van MVO Nederland, de Nederlandse netwerkorganisatie die zich inzet voor duurzaam ondernemen, beaamt: “Je moet jezelf geen rad voor ogen draaien. Tweedehandskleding toevoegen aan de berg ongebruikte kleding in je kast zal niets oplossen.”

Daarnaast kun je je afvragen of tweedehands kleding een alternatief is voor iedereen. De hippe tweedehandswinkels zijn vast niet in iedere stad, of ieder land, op elke straathoek te vinden. Kiezen voor tweedehands kleding is misschien ook een privilege.

Alternatief

Een circulair businessmodel is wel een alternatief. Dat brengt mij meteen op het volgende punt: hoe veel bereik ik met het boycotten van de grote kledingproducenten? De arbeiders in Bangladesh en de vervuilde bodem zullen er weinig van merken. Ze zouden het wel merken als de grote producenten hun productiewijze zouden veranderen. Wie een groot marktaandeel heeft, kan iets veranderen. Verplicht dat me om actie te voeren, of kan ik beter de vraag bijsturen door bijvoorbeeld kleding van de ‘conscious lijn’ van H&M te kopen, en het bedrijf zo te laten merken dat de huidige consument bewust is en bewust wil kopen? Als de grote ketens zich een duurzamer of circulair business model aanmeten, verandert er echt iets. Veel producenten zijn ermee bezig. Aan de andere kant: niemand durft te tornen aan het fast fashion verdienmodel.  

Voor een circulair business model is recycling cruciaal. En qua recycling is er nog een lange weg te gaan. Nu zijn materialen vaak door gemixt, waardoor het moeilijk is om nieuwe garens te spinnen van afgedankte kleding. Bovendien mengen producenten meestal nieuwe katoen bij vanwege de kwaliteit. Als er al nieuwe kleding van gemaakt wordt, kan dat dan eenmalig, of meerdere keren? Nu wordt het meeste afgedankte textiel bij het restafval gegooid: er moet een beter inzamelingsmodel komen om een echt circulair model op te zetten. Om nog maar te zwijgen van alle onverkochte overschotten. In Nederland gaat het om zo’n 6,5 procent. Dat komt neer op 21,5 miljoen onverkochte kledingstukken, waarvan er 1,2 miljoen zo de verbrandingsoven ingaan. 3 De rest wordt opgeslagen of op andere continenten van de hand gedaan – met gevolgen voor de interne markt daar. 

Gelukkig zijn er ook merken die het wel goed proberen te doen. Nederlandse merken zoals bijvoorbeeld Mud Jeans maken – gedeeltelijk – gebruik van gerecycled garen, de rest is in ieder geval biologisch en sociaal verantwoord katoen. De producten zouden een leven lang meegaan en ze maken gebruik van verftechnieken die minder milieuverontreinigend zijn dan de reguliere technieken. En Mud Jeans daagt het traditionele ‘bezitten’ van een spijkerbroek uit: bij hen huur je een spijkerbroek.  

Toch koopverslaafd

Maar dan nog. Ook als we alleen nog maar producten zouden kopen van sociaal en milieuverantwoorde producenten… Ook als de grote fabrikanten hun arbeiders degelijk zouden behandelen en duurzamer zouden worden (wat ik niet op korte termijn verwacht)… De milieu-impact is dan misschien iets kleiner, maar nog steeds absurd groot, als we zo veel blijven produceren. Ik betwijfel of de problemen van de kledingindustrie opgelost kunnen worden binnen het huidige fast fashion consumptiepatroon – we kopen het liefst vaak en veel. Ook ik moet misschien onder ogen zien dat mijn guilt free vintage winkelen niet veel beter is. Ook ik lijd aan de collectieve obsessie met uiterlijk vertoon en ook ik ben als goed geïnformeerd mens gewoonweg hebberig en koopverslaafd.

Dit artikel verscheen eerder op OneWorld.nl op 24 april 2018.

Kledingmerken zijn nog weinig transparant

Vijf jaar na de Rana Plaza-ramp

  1. Bron: MVO Nederland ↩︎
  2. Bron: onderzoek in samenwerking met MVO Nederland ↩︎
  3. Bron: MVO Nederland ↩︎

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons