Waar de Arabische Lente in veel landen zorgde voor meer instabiliteit of zelfs uitmondde in een burgeroorlog, zetelt er in Tunesië tegenwoordig een democratisch gekozen regering. In 2014 kwam er zelfs een nieuwe, seculiere grondwet waarin mannen en vrouwen gelijk zijn. Het land wordt door het Westen vaak bejubeld om zijn vooruitstrevendheid op het gebied van vrouwenrechten en gezien als hét succes van de Arabische Lente. De dagelijkse praktijk is weerbarstiger: Tunesië kampt met torenhoge schulden, groeiende werkloosheid (vooral onder jongeren), ongelijkheid en radicalisering onder jongeren. Tunesië is zelfs de grootste buitenlandse leverancier van IS-strijders. Ondertussen stappen veel Tunesische jongeren in bootjes richting Europa, op zoek naar een betere toekomst. Anderen pakken gewoon het vliegtuig.
Zeven jaar en negen regeringen later ben ik benieuwd wat er over is van het enige succesverhaal van de Arabische Lente, en spreek daarover met jonge, hoogopgeleide Tunesiërs. Hoe staat het land er volgens hen voor? Wat is er terechtgekomen van alles waarvoor ze streden? Is er nog iets over van het idealisme dat de motor vormde achter de revolutie?

‘Democratie is besmettelijk, autocratie ook’
In verschillende steden en dorpen in Tunesië braken vorige maand gewelddadige protesten uit. De overheid had prijzen- en belastingverhoging aangekondigd om de staatsschuld te kunnen aflossen.
De jonge Tunesische democratie is kwetsbaar, weet Achref; hij maakt zich geen illusies: “Het kan alle kanten opgaan met ons land en dus ook met I Watch. We worden óf heel groot, óf eindigen in de gevangenis.” Onder het motto ‘een goede voorbereiding is het halve werk’, heeft de organisatie al een plan klaarliggen voor als het toch weer fout gaat en Tunesië in handen van de volgende dictator valt. “Democratie is besmettelijk, maar autocratie ook. Wij worden als land omringd door instabiele regeringen en conflicten, dus je kunt maar beter op het ergste zijn voorbereid. Dat heeft risicomanagement”, grijnst Achref.
Is vrijheid genoeg?



Voor de Facebookgeneratie gaat het niet snel genoeg
Marwa studeert nu Engels in Tunis. In Jendouba gaan we meteen op pad: ze moet haar studielening verlengen en dat betekent dat ze voor sluitingstijd wat stempels moet halen bij een paar instanties. Op straat wijst ze me op een billboard met het portret van Beji Caid Essebsi. “Kijk”, zegt ze sarcastisch. “Daar heb je onze president. Hij viert binnenkort zijn 91e verjaardag, hij is een van de oudste presidenten ter wereld.”
Drie stempels later zijn we klaar en lopen we naar Marwa’s ouderlijk huis. Volgens Marwa hebben jongeren over het algemeen weinig vertrouwen in de overheid. “Een van de problemen is dat verandering daar zo langzaam gaat”, vertelt Marwa. “Wij jongeren zijn gewend aan technologie. Alles wat we doen gaat via sociale media. Als ik iemand verder kan helpen door hem of haar te koppelen aan iemand uit mijn Facebooknetwerk, doe ik dat meteen. Maar wanneer ik iets nodig heb van de overheid moet dat allemaal via een hoop papierwerk.” Ik denk aan mijn oude vertrouwde DigiD, waarmee ik met een druk op de knop mijn studentenlening kon verhogen.
Dat gebrek aan vertrouwen is volgens Marwa extra sterk bij jongeren uit de regio. In Jendouba hebben jongeren weinig kansen, vertelt ze, vooral omdat er nauwelijks wordt geïnvesteerd. De overheid en het bedrijfsleven richten zich liever op de hoofdstad en de kuststreek. Het helpt niet dat er in Jendouba veiligheidsrisico’s zijn: in de bergen rond de stad plegen jihadistische groeperingen regelmatig aanslagen. “Het Tabarka-vliegveld is al drie jaar dicht”, vertelt Marwa. “Het is jammer, want de natuur is hier prachtig en de streek heeft potentie om een toeristische trekpleister te worden. Maar er gebeurt veel te weinig om Jendouba te promoten.”

Oude-mannenpolitiek en ontwikkelingsjargon

Trots vertellen Marwa’s vrienden over hun werk in de maatschappelijke sector. ‘Train the trainers’, ‘theory of change’; het ontwikkelingsjargon vliegt me om de oren. Van de overheid verwachten ze niet veel, dat is duidelijk. Maar als ik vraag of ze niet de politiek in moeten om zelf te zorgen voor die gewenste veranderingen, lachen ze me vierkant uit. “Jongeren worden binnen de politiek niet serieus genomen. Ze worden gebruikt als uithangbord, ter promotie, vooral tijdens verkiezingen. Maar hun dagelijkse werkzaamheden bestaan vooral uit koffieschenken”, legt Marwa uit. De oude garde bepaalt de regels en de jongeren die ik spreek hebben duidelijk geen zin zich daar naar te voegen. Ze trekken hun eigen plan, via de non-profitsector of een eigen bedrijf.
Hoe Eya haar eigen toekomst voor ogen ziet? “Ik zou nooit weg kunnen gaan uit Tunesië”, verzucht ze. “Ik heb hier te veel verantwoordelijkheden. Ik wil hier graag een eigen bedrijf oprichten.” Maar even later voegt ze daaraan toe: “ Als dat niet binnen twee jaar lukt, ga ik naar de Verenigde Staten om mijn studie af te maken. Ik wil graag aan Harvard studeren. Mijn visum ligt al klaar.”
‘Voordat je het weet heb je een braindrain’
De jonge Tunesiërs die ik spreek hebben duidelijk hart voor hun land. Ik ben onder de indruk van de gedrevenheid waarmee ze vanuit de maatschappelijke sector hun land in de goede richting proberen te duwen. En hun tomeloze inzet is niet tevergeefs. Zo vertelt Marwa enthousiast dat jonge activisten het plan van de regering om een nieuwe amnestiewet aan te nemen, wisten te verijdelen. Maar gezien de economische staat van het land en de frustratie over de politiek, vraag ik me af hoe lang ze nog kunnen teren op hun idealisme: willen ze niet liever, net als Eya, op een gegeven moment naar het buitenland vertrekken?
Ondernemer Mohamed Dhaouafi (25) heeft een start-up die protheses ontwikkelt. Ook hij denkt erover zijn bedrijf in het buitenland verder uit te bouwen. Ik ontmoet hem op het vliegveld, vlak voor hij naar India reist voor een congres over ondernemerschap. “Volledig gefinancierd”, grijnst hij. “Het probleem is dat Tunesië totaal geen ondernemersklimaat kent”, vertelt Mohamed. “Er zijn wel programma’s voor jonge ondernemers, maar niets werkt. Ik moet bijvoorbeeld evenveel belasting betalen als grote multinationals en dat is onmogelijk. Maar ik ben niet de enige hoor, er zijn veel jongeren van mijn leeftijd die vertrekken, waaronder dokters en ingenieurs. Ik zie het om me heen gebeuren. Voordat je het weet heb je een braindrain.”

Nog vijftien jaar wachten?
Ze weet nog goed waar ze was zeven jaar geleden, toen de protesten uitbraken: “Ik was tweedejaarsstudent hier op de universiteit. Mijn campus was een van de grootste van Tunesië. De eerste keer dat de politie de universiteit binnenkwam – de protesten waren al gaande – begonnen ze in te slaan op studenten. Toen waren de protesten al gaande. Onze professoren deden de klaslokalen op slot, zodat de politie niet binnen kon komen. Weet je, in het begin zit je vol energie, maar zodra er mensen worden neergeslagen word je echt bang. Het mooiste moment was toen we met alle studenten van onze campus naar het paleis marcheerden waar de regering zetelt. Halverwege ontmoetten we andere groepen studenten. We waren met zoveel, dat we de snelwegen blokkeerden. Op dat moment ben je niet bang meer, dan voel je alleen maar heel veel kracht.”
Meriam geeft me een lift terug naar het centrum. Ze scheurt als een snelheidsduivel over de ring van Tunis. Ze lacht: “Ik kom oorspronkelijk uit El Kef (een kleine stad ten noordwesten van Tunis, red.) en was helemaal niet gewend aan het drukke verkeer in Tunis. Toen ik mijn auto net had, durfde ik de weg eigenlijk niet op. Maar inmiddels weet ik niet beter. Je moet je plek opeisen, dat is de truc.”
“Kijk”, zegt ze terwijl we in het donker over de weg racen. “Ik ben ook niet tevreden over de huidige situatie, maar ik weet dat verandering tijd kost. Zeven jaar is niets voor een land: het kost makkelijk vijftig of honderd jaar om een degelijke democratie op te bouwen. Ik ben nog steeds optimistisch want ik zie de veranderingen wel. Bovendien, die oude mannen in de regering zijn er over vijftien jaar niet meer. Jongeren hebben de revolutie meegemaakt en zijn zich bewust van de moeite die het heeft gekost om zover te komen. Zij hebben nu de tijd om zich te ontwikkelen en professionele ervaring op te doen binnen het maatschappelijk middenveld, zodat ze er over vijftien jaar klaar voor zijn om op te staan en het land te leiden.”
De Economist Intelligence Unit (EIU) classificeerde Tunesië in 2016 als een ‘tekortschietende democratie’. Oftewel, een land met vrije verkiezingen, burgerrechten en bepaalde vrijheden, maar waar op het gebied van politieke participatie, persvrijheid en het functioneren van de overheid nog wel wat mag gebeuren.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand