“Ze dachten allemaal dat ik die tassen gejat had”

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

This is exclusive. This is handmade. Zo prijst Omar Munie (29) zijn tassen aan. Het klinkt als de marketingslogan van een sjiek miljoenenbedrijf, maar Omar Munie is een jonge kerel die op negenjarige leeftijd van Somalië naar Nederland vluchtte, en als tiener ontdekte dat hij graag met zijn handen werkte.

Inmiddels heeft hij een flagshipstore in Den Haag, een eigen atelier, dragen vrouwen als Hillary Clinton en koningin Máxima zijn tassen, organiseert hij clinics en is hij een erkend leerbedrijf voor MBO-scholieren. En staat hij op het punt langdurig werklozen een opleiding tot kleermaker te bieden.

“Ik vind het ongelooflijk dat we in Nederland 900.000 werklozen hebben en dat we al het ambachtelijk werk kwijtgeraakt zijn. Het is zo belangrijk dat je mensen hebt die weten hoe ze met hun handen moeten werken”, zegt hij. “Daarom produceren wij alles in Nederland. Dat is ook voor mij fijn. Ik ben dicht bij mijn tassen, en ik zie elke tas die het atelier uitgaat."

Je kwam in Nederland als negenjarig jongetje met twee broers en je zus. Hoe was dat?
“Het was al langer onveilig vanwege de burgeroorlog in Somalië, waar ik vandaan kom. We woonden in Mogadishu, de hoofdstad. We zijn toen met z’n negenen, m’n moeder en m’n broers en zussen met een boot naar Tanzania gevlucht. Daar zette m’n moeder de jongste kinderen op het vliegtuig. M’n zus was vijftien, ik negen. Mijn moeder bleef achter omdat ze het geld niet had voor meer vliegtickets, maar ze zei dat ze een week later zou volgen. Dat werd vier jaar.
Je moet het echt meegemaakt hebben om te begrijpen hoe groot het verschil tussen een thuisland als Somalië en Nederland is. Daar is bijvoorbeeld maar weinig licht. Het wordt vroeg donker en dan blijft het de hele nacht zo. Toen we op Schiphol aankwamen zagen we overal lichtjes. Dat is niet te omschrijven.”

Wij waren echt de
enige zwarte jongens daar, in Zierikzee

En toen? Waar in Nederland kwam je terecht?
“In het begin zijn we vaak verhuisd. Van Haarlem naar Den Haag naar Bergen in Noord-Holland. Daar ging ik uiteindelijk naar de basisschool. We zijn als gezin bij elkaar gebleven en ik moet zeggen: we zijn altijd heel goed opgevangen. We hebben snel Nederlands geleerd, want we wisten: we moeten het nu hier gaan doen. We kunnen niet meer terug. Mijn zus kreeg een partner die ouder was en die voor ons kon zorgen, en toen verhuisden we naar Zierikzee. Dat was wel gek, wij waren echt de enige zwarte jongens daar. In Zierikzee is mijn moeder ook weer bij ons gekomen.”

Hoe ben je als tiener op de modevakschool terecht gekomen?
“Ik wilde altijd al graag met mijn handen werken, en heb eerst elektrotechniek en daarna metaaltechniek gedaan. Ik vond het altijd al leuk om bijzondere kleding aan te hebben, en toen liet een vriend me een broek zien die hij zelf gemaakt had. Toen dacht ik: ‘hé, dat kan ook, mijn eigen kleding maken’. Ik ben toen naar de modevakschool in Den Haag gegaan.”

Wanneer begon je met het ontwerpen van tassen?
“Nadat ik mijn eerste tas had ontworpen, nam ik ‘m mee naar school, en toen waren er meteen drie klasgenootjes die interesse hadden. Die avond heb ik er twee bijgemaakt en voor 35 euro per stuk verkocht. Toen wist ik: dit is wat ik wil doen. Ik vind het leuk, het heeft met mijn opleiding te maken en ik kan er geld mee verdienen. Dat was het begin van Omar Munie Clothing.”

 

Hoe wist je als zeventienjarige hoe je een bedrijf moet opzetten?
“Dat is allemaal heel natuurlijk gegaan. Ik had echt hart voor m’n tassen, maar ik wist ook dat ik er geld mee moest verdienen. Toen wilde ik vooral geld verdienen om op de kermis uit te geven, haha. Ik maakte na school en ’s avonds de tassen, en ging er dan mee langs de winkels. Dat was in het begin wel lastig.”

Hoezo?
“Geen enkele winkel wilde mijn tassen kopen.  Er kwam een zwarte jongen van zeventien langs met een koffertje vol tassen. Ze dachten natuurlijk dat ik die gejat had. Mijn break kwam toen een klasgenootje dat stage liep bij het tijdschrift Celebrity mijn tassen aan haar begeleiders liet zien, en er een stuk over mij in het blad kwam. Toen kon ik langs de winkels en laten zien dat dat ik ze echt zelf ontworpen had. Mijn eerste tassen verkocht ik aan een kapperszaak in Voorburg.”

Hoe heb je je verder ontwikkeld als ondernemer?
“Ik heb nooit met banken of investeerders gewerkt. Gewoon, omdat ik niet kon leven met het idee dat ik een schuld had. Bovendien, ik moest juist creatief denken als ik ergens geen geld voor had. Verder heb ik altijd veel gepraat met anderen, eerst docenten, vrienden en kennissen, later met andere ondernemers. Eigenlijk nooit met andere ontwerpers. Met iedereen behalve hen, haha.”

Hoe vond je familie het dat je tassen ging ontwerpen?
“Mijn moeder was heel erg teleurgesteld. Ze zei: ‘Na alle moeite die ik heb gedaan om je hier te krijgen, ga je dit met je leven doen?’ Als ik accountant zou worden, was ik voor haar de ideale zoon. Dan heb je een betrouwbaar inkomen. In Afrika maakte mijn moeder ook al sandalen en kleding, maar daar verdien je er niet echt geld mee. Ik werd al vrij snel succesvol, ik kwam in tv-programma’s als RTL Boulevard en Life&Cooking, maar het deed haar niets. Pas toen de Somalische buurvrouw langskwam en zei: ‘Die Omar, die is goed bezig’, is mijn moeder bijgedraaid. Nu werkt ze ook in het bedrijf, net als twee van mijn broers. Mijn oudste broer is meesterkleermaker, een ander is store manager. En mijn moeder kookt tijdens de clinics (waarbij deelnemers hun eigen tas ontwerpen, die vervolgens in het atelier voor hen gemaakt wordt, red.) die we organiseren.”

Mensen moeten
weer met hun
handen werken

Wat brengt de toekomst voor je bedrijf?
“We zijn nu druk bezig de Dream Factory op te zetten. We willen een opleiding en werkplaats bieden aan langdurig werklozen. Mensen die misschien geen goed cv hebben, maar wel een droom. In samenwerking met gemeentes bieden wij ze een plek in nieuwe ateliers, waar we tassen gaan maken voor bedrijven. Dit jaar gaan we starten in Den Haag. HTM bestaat 150 jaar en heeft tassen bij ons besteld, waarvoor we oude bedrijfskleding hergebruiken. Het is de bedoeling dat er door het hele land Dream Factories komen te staan, zodat er niet alleen werk is, maar we ook het ambacht behouden voor Nederland. Daar wil ik echt op focussen: dat al onze tassen volledig in Nederland gemaakt worden. En ik hoop dat meer bedrijven Dream Factories gaan opzetten. Of het nou om tassen of fietsen gaat, mensen moeten weer met hun handen werken.”

Ben je een rolmodel?
“Misschien ben ik het, maar het is niet zo dat ik het probeer te zijn. Natuurlijk is het fijn als een jonge vluchteling geïnspireerd raakt door mijn verhaal, maar ik ben er nooit op uit geweest om de beste vluchteling te worden of zo.”

Foto’s: Afra de Leeuw

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons