Voedselonzekerheid is ook een politieke kwestie

Vandaag is het Wereldvoedseldag; talloze NGO’s besteden aandacht aan het onderwerp. Maar honger en voedselonzekerheid zijn niet alleen een kwestie van landbouw en weersomstandigheden: voedselzekerheid is ook een verdelingsvraagstuk en de politiek heeft een flinke vinger in de pap, zoals de situatie in Tadzjikistan aantoont.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Eerst wat cijfers: Slechts 6% van Tadzjikistans grondgebied is geschikt voor landbouw. Meer dan 70% van de bevolking woont op het platteland, en ruim 50% werkt in de landbouw. Het maandinkomen in de landbouw is echter zeker drie keer lager dan het gemiddelde Tadzjiekse maandsalaris.

Schone schijn

Dus ja: er is relatief weinig landbouwgrond. En inderdaad is het logisch dat voedsel in de hooggebergten beperkter beschikbaar is. Feit is echter dat armoede en voedselonzekerheid (‘food insecurity’) in Tadzjikistan even ernstig zijn in de valleien in het westen, waar meer landbouwgrond beschikbaar is. Je zou aannemen dat de voedselzekerheid groter is wanneer er landbouwgrond voorhanden is om voedsel te verbouwen. Maar niets is minder waar: voor bijna 75% van de Tadzjiekse bevolking is voldoende en kwalitatief goed voedsel niet vanzelfsprekend. Hoe komt dat?
Wie over de grootste markt van Tadzjikistans hoofdstad Dushanbe slentert, staat versteld van het aanbod. De markt is elke dag open. Het aanbod is groot, de diversiteit aan gewassen is duidelijk toegenomen, zelfs in de winter. Prachtig versierde broden lachen je toe.

Wanneer je op bezoek gaat bij mensen thuis, word je getrakteerd op een volle ‘dastargon’ (een tafelkleed dat op de grond gespreid ligt) met het traditionele gerecht ‘osh’ (of ‘plov’), vers gebakken brood, noten, vers fruit en volle schalen met zoetigheden.

Dat is een façade van overvloed; de werkelijkheid is harder. De klandizie op de grotere markten in de hoofdstad bestaat vooral uit welgestelde Tadzjieken en buitenlanders. De prachtige broden worden gemaakt van bloem geïmporteerd uit buurland Kazachstan. Hoe witter het brood, hoe beter. Lokaal geproduceerd bloem heeft de naam minder van kwaliteit te zijn en wordt amper vermarkt; veel boeren verbouwen het uitsluitend voor eigen consumptie.

Wat een gast krijgt voorgeschoteld, is niet wat de bevolking zelf eet. De dagelijkse kost bestaat meestal uit brood met een gerecht van aardappelen, ui en wortel. Het is gegaard in goedkope, zeer ongezonde katoenolie. Andere vaste kost is brood plus een pasta met wat groente, of een soep op basis van aardappel, wortel, en misschien een stukje vlees. Zuivel kunnen veel plattelandsbewoners wel consumeren, dankzij het paar stuks vee die ze houden.

Het dieet mag qua hoeveelheid voldoende lijken, maar het is zeer arm in kwaliteit. Rijst, vlees en vers fruit komen meestal alleen bij feestmalen op tafel.

In sommige dorpen wordt voedselhulp vanuit het buitenland (door het World Food Programme van de Verenigde Naties) geboden, onder andere via programma’s waarbij kinderen op school een maaltijd aangeboden wordt.

De post-Sovjet landbouwhervormingen in Tadzjikistan

Tadzjikistan was het derde katoen producerende land van de Sovjet-Unie. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie volgde er in Tadzjikistan een vijf jaar durende burgeroorlog (1992-1997), waarna tal van internationale (hulp)organisaties hun entree maakten. Het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank boden leningen, op voorwaarde dat de economie en het politiek bestel hervormd zouden worden. Dat gold ook voor de landbouwsector: de Tadzjiekse overheid moest haar staatssteun afschaffen, en grootschalige staats- en collectieve landbouwbedrijven moesten worden geprivatiseerd.

Het duurde jaren voordat de grootschalige landbouw daadwerkelijk werd hervormd, maar belangrijker: het duurde wel twintig jaar voordat de overheidsbemoeienis enigszins afnam. Veel boeren moesten eerder minimaal 70% van hun land met katoen beplanten. Ook andere, meer indirecte factoren dwongen boeren tot katoenproductie: irrigatie was gekoppeld aan de katoenverbouw en landbouwkrediet werd alleen gegeven voor de katoenproductie. Het regime en zijn elites wilden de inkomsten uit de katoensector niet verliezen: het was voor hen bij uitstek de manier om kapitaal te vergaren. Geld stortten ze op bankrekeningen in het buitenland. Intussen verdienden de boer en de mensen die het handwerk op de katoenvelden verrichtten, nagenoeg niets met hun werk. Veel boeren belandden in een spiraal van schulden.

Het regime en zijn elites wilden de inkomsten uit de katoensector niet verliezen en boeren belandden in een spiraal van schulden

Een politiek schandaal in 2007 en een extreem koude winter in 2007-2008 (waarna de Tadzjiekse overheid hulp vroeg uit het buitenland) zorgden ervoor dat internationale donoren meer invloed kregen en structurele veranderingen in de landbouw konden eisen. Katoenschulden zouden worden gekwijt en de individuele boer zou vrijheid in zijn of haar productie krijgen.

In veel dorpen wordt echter nog altijd druk uitgeoefend op de individuele boer om minimaal 50% van het land met katoen te bebouwen, terwijl prijzen extreem laag blijven. Katoen, als typische ‘cash crop’, houdt zo ironisch genoeg nauw verband met armoede op het platteland. Vaak is arbeidsmigratie van een van de gezinsleden een onmisbare bron van inkomen voor een familie.

Voedsel wordt op kleinere stukken landbouwgrond verbouwd. Daarnaast zijn de kleine moestuinen, waarover nagenoeg alle plattelanders beschikken, intensief bebouwd met voedselgewassen, vooral voor eigen consumptie. Het is het enige stuk land en arbeid waarin men echt vrijheid ervaart. Een deel van het (kleinschalige) aanbod op de markt komt van deze moestuinen. Op de markt ligt het overschot van deze productie.

De erfenis van de Sovjet-Unie, en de politieke economie

De pressie van de overheid om katoen te verbouwen, is niet de enige reden waarom boeren nog steeds maar op een klein deel van hun land voedsel verbouwen. Voor nagenoeg alle families op het platteland is katoen nog altijd een belangrijke secundaire inkomstenbron: de overblijfselen van de katoenplant zijn nodig als brandstof, aangezien toegang tot gas en elektra in veel dorpen beperkt is.

Belangrijker: de erfenis van de Sovjet-Unie en de politieke economie maken het de Tadzjiekse boeren nog altijd moeilijk om succesvol voedselgewassen te verbouwen. Katoen lijkt dan ineens weer een realistische optie, ook al ontvangt men geen eerlijke prijs.

Nagenoeg alle boeren willen wel diversifiëren, maar zijn beperkt in hun middelen. De markt van zaden en andere benodigdheden fungeert gebrekkig en sommige boeren missen de kennis om succesvol op grotere schaal verschillende gewassen te verbouwen. Ook mechanisatie is een probleem: combines en tractoren zijn voor veel boeren te duur. Huur is dan de enige oplossing, maar vaker maakt men gebruik van sterk verouderde machines, die nog uit de Sovjettijd stammen.

Dat laatste raakt aan een ander belangrijk punt: de infrastructuur op het platteland is sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie enorm verslechterd. Wegen zijn niet goed onderhouden. Boeren beschikken niet over tractoren, vrachtwagens of geschikte auto’s om hun oogst naar de markt te brengen, wat in hoogzomer (met temperaturen over de 40oC) betekent dat gewassen snel vergaan en niet meer te verkopen zijn. Op sommige plekken wordt de markt gedomineerd door enkele grote spelers en vaak ontberen de boeren de kennis en inzichten in marktontwikkelingen. Zij kunnen hierdoor onvoldoende profijt trekken uit de handel.

Structurele verandering? Volledige eigendomsrechten

Samengevat: er moet flink wat gebeuren willen individuele boeren een transitie naar de vermarkting van voedselgewassen kunnen maken, zodat zij daadwerkelijk van de landbouw kunnen leven en de voedselzekerheid op het Tadzjiekse platteland verbetert. Internationale organisaties, waaronder de Wereldbank, de FAO, en NGOs oefenen druk uit op de Tadzjiekse overheid om de hervorming van de landbouw te bespoedigen. Lange tijd hebben diezelfde buitenlandse organisaties echter vooral oog gehad voor de individualisering van de landbouw, terwijl het systeem zelf – te weten: de politiek van de productie – buiten beschouwing werd gelaten.

Het is cruciaal om te erkennen dat eigendomsrechten niet volledig zijn wanneer een boer niet het recht heeft zelf over zijn productie te beslissen. Boeren moeten de vrijheid krijgen om te produceren, hun productie te vermarkten, en eventueel hun productie (zelf) te verwerken. Bovenal moeten zij een eerlijke prijs krijgen voor hun productie, of dit nu katoen of een voedselgewas betreft. Alleen dan, en wanneer ‘the freedom to farm’ bewerkstelligd wordt en de infrastructuur op het platteland verbetert, kan de voedselzekerheid in Tadzjikistan toenemen en kan de landbouw een fatsoenlijk inkomen opleveren voor de mensen op het platteland.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons