Goed, beter, bio?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Het begon allemaal met Teun van de Keuken. Nadat ’s lands bekendste keurmeester de vloer had aangeveegd met het ‘puur en eerlijk’- stempeltje van Albert Heijn – hij noemde het ‘een leugen’ – lijkt de supermarkt het over een andere boeg te gooien: die van gecertificeerd biologische producten. Albert Heijn verkoopt van meer dan duizend artikelen een variant met het logo met het groene blaadje dat verzekert dat het aan de Europees vastgestelde biologische normen voldoet. En dat merkt de biohandel: in het eerste kwartaal van 2016 schakelden 108 boeren over op bio: meer dan in heel 2015.

Maar hoe duurzaam ben je als je een biologische canvas tas van Albert Heijn (met opdruk ‘het beste voor mij!’) vult met biologische kiwi’s uit Nieuw-Zeeland, biologische diepvriespizza’s, of biologisch vlees voor de kat? Waar staat biologisch voor heden ten dage, nu de ‘supermacht’ ook in de biologische wereld zijn intrede doet?

Magere eisen

Volgens Jan Willem van der Schans, onderzoeker duurzame voedselketens aan de Wageningen Universiteit, is wat je in de supermarkt ‘biologisch’ koopt, niet als duurzaam te bestempelen omdat het biologische certificaat zonder bijbehorende levensstijl en filosofie maar een kale bedoening is. De grondlegger van biologisch-dynamisch boeren, antroposoof Rudolf Steiner, zag een boerderij in de jaren ’20 van de vorige eeuw als een levend organisme, waarbinnen kringlopen gesloten moesten worden. Een grote set aan regels moest een systeem opleveren dat van nature weerbaar was tegen plagen en ziektes. Ook waren er principes over ‘de integriteit van het dier’ – geen koeien onthoornen bijvoorbeeld. 

Aandacht voor dierenwelzijn, geen chemie en geen kunstmest, dat is nu de ondergrens

Het biologische keurmerk is hieruit voortgekomen toen een paar boeren besloten dat sommige principes uit het antroposofische en biologisch-dynamische boeren te ver gingen. Zij hanteerden twee basiswetten: geen chemie en geen kunstmest. Bij de productie van vlees is er extra aandacht voor dierenwelzijn. Die ondergrens is nu (Europese) wet. 

Uit navraag bij Markus Arbenz, directeur van IFOAM, de internationale vereniging van biologische handelaren en producenten, blijkt dat er inderdaad intern druk gediscussieerd wordt of biologisch nog genoeg waarborgen geeft voor echt duurzame teelt. “Doordat het gedachtegoed verankerd is geraakt in de wet, zijn de eisen al decennia niet aangepast en zijn ze daarmee niet van deze tijd.” Tegenwoordig moet je je als duurzame boer ook druk maken over watergebruik, biodiversiteit, eerlijke handel en energieverbruik, en dat hoeft niet volgens de biologische wetten.

EKO-keurmerk

Toch is het volgens Arbenz lastig om op internationaal niveau nieuwe wetten te bepalen omdat elk land ‘goed’ weer anders interpreteert. “In Engeland geldt het als mishandeling als je een dier vastbindt. In Zwitserland zien boeren dat als bescherming.” Op nationaal niveau probeert het Nederlandse EKO-keurmerk zichzelf opnieuw uit te vinden door boeren te vragen een paar punten te kiezen waarop zij meer doen. Leen Janmaat helpt het keurmerk namens het onderzoeksinstituut voor duurzame landbouw, het Louis Bolk Instituut. Er is nog wel eens verschil tussen de maatregelen die boeren graag nemen en maatregelen die een ‘mooi verhaal’ voor klanten opleveren. “Mensen willen opeens graag dat kalfjes bij de moeder blijven. Daar kun je een prachtig herkenbaar plaatje van maken. Maar veel biologische boeren moeten daar nog niet aan denken. Liever kopen ze voor de verduurzaming van hun bedrijf een trekker die op elektriciteit rijdt.”

Mensen willen dat kalfjes bij de moeder blijven. Daar kun je een prachtig herkenbaar plaatje van maken

Voor de nieuwe maatregelen doet het keurmerk inspiratie op bij biologische keurmerken met strengere eisen, zoals het Demeterkeurmerk voor biologisch-dynamische landbouw, het Duitse Bioland of het Zwiterse Bio Suisse. Die verbieden bijvoorbeeld beendermeel en verenmeel als meststof, eisen minder uitstoot van stikstof en verbieden luchtvrachtverkeer voor grondstoffen of afzet. 

Slaaf van het systeem

Een bijkomend gevaar voor de duurzaamheid van biologische producten is dat de prijs steeds verder onder druk komt te staan. Janmaat: “De grootste groei in biologisch komt door supermarkten. Albert Heijn en Jumbo nemen het grote volume af en gaan dus ook de prijs bepalen. Supermarkten staan erom bekend dat ze na een paar jaar zeggen: de volume en kwaliteit zijn prima, maar je mag alleen nog leveren tegen een lagere prijs. Op dat punt is de boer al afhankelijk geworden en kan hij niet meer onderhandelen.” 

De Consumentenbond deed afgelopen jaar onderzoek naar het prijspeil bij biologische winkels versus supermarkten. Bij Albert Heijn koop je voor 8 tot 10 procent goedkoper dan gemiddeld, bij Jumbo zijn biologische producten tot 12 procent goedkoper. Biowinkels Ekoplaza en Estafette zijn 8 tot 22 procent duurder dan gemiddeld. 

Je komt met je biologische bedrijf terecht in een
door economische motieven en aandeelhouders 
gedreven situatie

Biologische bedrijven worden bovendien steeds vaker opgekocht door grote voedselbedrijven die voor een groot deel in gangbare productie zitten en biologisch erbij doen. Zo is het biologische vlees bij Albert Heijn van vleesgigant VION, dat in 2016 een omzet van 4,6 miljard euro boekte en jaar op jaar de nieuwe Nederlandse doelen voor duurzaam ingekochte soja niet haalt. Bert van Ruitenbeek, directeur bij de Nederlandse tak van het Demeter-keurmerk, ziet die overnames als een bedreiging voor de kwaliteit: “Je komt met je biologische bedrijf terecht in een door economische motieven en aandeelhouders gedreven situatie. Uit het verleden is gebleken dat een lage prijs dan altijd het meest belangrijk wordt.” Die boeren die net omschakelden naar biologisch en daar nog een hoge financiële last van dragen, kunnen in dezelfde race to the bottom als de gewone landbouw terechtkomen, met alle duurzaamheids gevolgen van dien. Van Ruitenbeek: “Boeren zoeken dan de grenzen van de regels op.”

‘Natuurlijke middeltjes’

Deze zomer kwamen biologische aardappelboeren in het nieuws omdat ze met koper hadden gespoten om de aardappelziekte fytoftora de kop in te drukken, terwijl het middel alleen in heel kleine doseringen als bladbeschermer gebruikt mag worden. “Dat is in de geest van biologisch natuurlijk abject.” Volgens onderzoeker Leen Janmaat dreigt de biologische sector op dezelfde manier aan het boeren te slaan als gangbare landbouw, maar dan met ‘natuurlijke middeltjes’. “Biologische boeren mogen gewoon spuiten met middelen die van natuurlijke bestand delen gemaakt zijn, maar desalniettemin slecht zijn voor bodem, omgeving en mens. Grote bedrijven doen onderzoek naar die nieuwe generatie ‘biocides’ en beschermingsmiddelen.” Het ‘natuurlijke’ middel Spinozad bijvoorbeeld, helpt rupsen en andere insecten om zeep. “Je moet niet kijken waarvan iets gemaakt is, maar wat de uitwerking ervan is.” 

Janmaat ziet dat boeren om kosten te drukken hun ‘bouwplan’ minder ruim maken (volgens biologische regels teel je veel rustgewassen om de bodem te sparen) en eerder mest gebruiken dan groenbemesters – plantjes die stikstof uit de lucht binden om de grond vruchtbaar te maken. Ook gaan ze onder prijsdruk steeds meer uitbreiden en specialiseren: de beruchte, voor ziektes kwetsbare, monoculturen van grote akkers aardappels of broccoli verschijnen ook in de biologische sector vaker. 

Hybride boeren

Tegelijkertijd lijkt er juist buiten de biologische sector een nieuw respect voor biologische technieken te ontstaan. Onze steeds armere bodems kunnen wel wat liefde en aandacht gebruiken, lijkt de gedachtegang. Steeds meer boeren kloppen aan bij de biologische sector voor natuurlijke manieren van ingrijpen. Volgens Stephanie de Kool van het duurzame keurmerk voor gangbare teelt, Milieukeur, is dat ook uit welbegrepen eigenbelang: “De mestwetgeving, maar ook de bestrijdingsmiddelenwetgeving wordt steeds beperkender. We zien de biologische manier van verbouwen dan als de kraamkamer van nieuwe manieren van ingrijpen.” Vandaar dat steeds meer gewone boeren ook bloemenranden planten die natuurlijke vijanden van luizen aantrekken, aan de stikstofb indende groenbemesters gaan en rustgewassen planten. Inmiddels zijn tweederde van de projecten die het Louis Bolk Instituut uitvoert, gericht op gangbare boeren die willen leren van biologisch. 

Zolang wij ze een eerlijke prijs geven, kunnen zij investeren in duurzaamheid

Die nieuwe hybride boer wordt in navolging van de young urban creative, ook wel de agricultural creative genoemd. Boeren die uit eigen beweging willen verduurzamen, maar zelf kiezen welke maatregelen ze nemen, biologisch, dan wel gangbaar. Via stichting Veldleeuwerik helpen boeren in heel Nederland elkaar om duurzaamheidsplannen op te stellen. Ook een groot deel van de leveranciers aan duurzame super Marqt is niet biologisch gecertificeerd. Directeur Quirijn Bolle: “Dat is voor veel van hen hun eer te na: zij gaan soms veel verder dan het keurmerk vraagt, door water ook goed te circuleren bijvoorbeeld. Zolang wij ze een eerlijke prijs geven, kunnen ze investeren in duurzaamheid op een niveau dat volgens hen verantwoord is. Het zijn boeren die de deuren opengooien voor ons en de klanten om te komen kijken.” 

Toch ziet Jan Leenmaat boeren die hij kent via stichting Veldleeuwerik vaak terug in workshops ‘omschakelen naar biologisch’. Want een keurmerk blijft vaak de enige manier om meer voor je oogst te krijgen. “Je ziet ze heel enthousiast beginnen. Maar als er geen financiële waardering komt voor hun inspanningen, loopt de energie snel uit de beweging.” 

Keurmerken

De keurmerkenkeuze

Zwitsers onderzoek nam in opdracht van het Wereld Natuur Fonds dertig keurmerken onder de loep. Zij deelden het Europese groene blaadje door de beperkte standaarden in de onderste categorie in: ‘beter dan niks’.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons