Wanneer de stad naar koeienpoep ruikt

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Jeroen van Wijck beleeft als stedeling het plattelandsleven als hulp op boerderij de Groene Griffioen. Vandaag legt hij uit waarom mest misschien een megastal voorkomt.

De meeste dagen fiets ik naar het centrum van de stad en ben ik niet op een boerderij. Ik ruik dan stadsluchten: mannen en vrouwen met teveel parfum, dieselstank van leaserijders die de stad uit gaan, de bakker, de gracht.
Maar er is één periode in het jaar, zo rondom nu, dat ik denk dat ik op de boer ben als ik op m’n fiets richting kantoor ga. Het ruikt dan naar koeienmest in de stad. Met een goede oostenwind lijkt het alsof je midden in de stal staat.

“Gatverdamme”, hoor ik om me heen. “Lekker”, denk ik dan.

Elk jaar, vanaf 1 februari, mogen boeren vaste mest uitrijden. Vanaf 16 februari mogen boeren drijfmest uitrijden. Drijfmest is poep van koeien van traditionele ligboxstallen. De koeien lopen op roosters en hun kak valt door het rooster in een mestkelder, ook wel een gierkelder genoemd. In die kelder blijft de mest staan tot half februari, tenzij de kelder vol raakt, dan moet de mest overgepompt worden naar een andere, afgedichte, opslag.
Vaste mest is van koeien die op stro of op houtsnippers lopen: het is mest gemengd met een vaste stof. Vaste mest mag op het land opgeslagen worden, open en bloot. Deze methode wordt vaak gebruikt bij de biologische boeren.
Het onderscheid tussen vaste mest en drijfmest is er niet zomaar. Drijfmest geeft namelijk veel meer ammoniak af dan vaste mest. Ammoniak is slecht voor het milieu.

De mestopslag, maar vooral ook de productie ervan, staat op het moment in de belangstelling doordat het melkquotum is losgelaten afgelopen 1 april. De overheid heeft gesteld dat boeren zoveel mogelijk melk mogen produceren als ze kunnen, maar de overheid heeft ook gesteld dat boeren niet meer zoveel mest mogen produceren. En meer melk is meer mest. Sharon Dijksma, staatssecretaris van landbouw, heeft de mestproductie nu gerelateerd aan het weideoppervlak dat een boer bezit. Hoe meer grond, hoe meer koeien, hoe meer mest.

Dat is een goede zaak, het zou er wel eens voor kunnen zorgen dat de melkveehouderij niet verder intensiveert. Grond is zo ontzettend duur dat je alleen maar kunt uitbreiden als je heel veel geld hebt. En niet, zoals tot nu toe werd gedaan: ongeremd uitbreiden met grote stallen zonder dat een boer daar de grond voor heeft. Dan moet je voer inkopen omdat je niet genoeg gras van je eigen land kunt halen. En moet je mest verspreiden via andere kanalen. En het ergste: dat je je koeien niet buiten kunt laten grazen en dat je ze als levende melkmachines hun leven lang opgesloten moet houden.

Jeroen van Wijck beleeft als stedeling het boerenleven. Opgeleid als psycholoog, en met een carrière in de digitale creatieve industrie, is hij nu deeltijd bio-boer bij de Groene Griffioen.

Dus dat plan van Sharon, grondgebonden uitbreiding, is zo gek nog niet, maar of het daadwerkelijk zo gaat uitpakken is de vraag. Boeren kunnen hun mest naar een andere provincie rijden waar ze goedkopere grond hebben gekocht, maar waar hun melkkoeien nooit zullen rondlopen. Dat schiet niet op natuurlijk. Blijven de beesten alsnog hun hele leven binnen.

Wat mij betreft mag het ministerie hardere maatregelen nemen om de intensivering van de melkveehouderij tegen te gaan. Of beter: stimuleren van duurzaam en biologisch boeren.  En dan de mest goed gedoseerd verspreiden vanaf februari, zodat de boer naar stad komt. Dan ruiken wij die heerlijke geur van koeienpoep.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons