Nathaniel Rich Beeld: Pableaux Johnson
Interview

We hádden ooit een klimaatakkoord. Tot alles misging.

Veertig jaar geleden stond de wereld op het punt de klimaatcrisis in de kiem te smoren. De bedrijfslobby stak daar een stokje voor. Kan het tij nog keren? Schrijver Nathaniel Rich vreest het ergste. “Elke tiende graad opwarming betekent een enorm verschil.”

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
“Het is angstaanjagend dat de gesprekken die we nu over klimaatverandering hebben niet verschillen van die we veertig jaar geleden voerden.” Tot die deprimerende conclusie komt Nathaniel Rich na het schrijven van zijn boek Het verlies van de aarde (2019). Want wie denkt dat wetenschappers pas de laatste jaren overeenstemming beginnen te bereiken over de ernst en gevolgen van het klimaatprobleem, heeft het mis. In zijn boek reconstrueert Rich hoe internationale wetenschappers, politici en journalisten al in de jaren ’70 van de vorige eeuw tot de constatering kwamen dat we met fossiele brandstoffen ‘de condities die noodzakelijk zijn voor ons eigen voortbestaan vernietigen’. De technische oplossingen waren helder en binnen bereik, en op links en rechts was er bereidheid om in actie te komen.

Wie even is vergeten hoe de wereld er nu voor staat, kan zich tijdens het lezen zomaar verliezen in de hoopvolle gesprekken, politieke acties en conferenties die ertoe leidden dat de wereld in 1989 op het punt stond om het klimaatprobleem in de kiem te smoren. Er lag een bindend akkoord om broeikasuitstoot drastisch te beperken, klaar om ondertekend te worden, maar dat akkoord werd op het laatste moment gedwarsboomd door de industriële lobby. Het momentum verdampte en het onderwerp verdween van de voorpagina’s van de kranten.

Al dat debatteren over of het klimaatprobleem echt is, is verloren tijd die we niet hebben gebruikt voor oplossingen

Nu, veertig jaar later, is er in internationale media volop ruimte voor twijfel en ‘tegengeluid’ en wordt in berichtgeving omzichtig met de ernst van het probleem omgegaan. Rich schrijft: ‘Onze teergevoeligheid besmet zelfs de taal die we hanteren om het fenomeen te beschrijven: banale termen als ‘aardopwarming’ en ‘klimaatverandering’ zijn het linguïstische equivalent van het aantrekken van chirurgische handschoenen om een bloedende wond te onderzoeken.’

Rich hoopt met zijn boek te laten zien dat het publieke debat rondom klimaatverandering moet ‘opgroeien’. “Al dat onzinnige debatteren over of het klimaatprobleem echt is, heeft ons een enorme vertraging opgeleverd. Verloren tijd waarin we het niet hebben gehad over hoe we oplossingen kunnen toepassen en ervoor kunnen zorgen dat de mensen die de samenleving het meest misbruikt, niet weer diegenen zijn die het hardst worden getroffen.”

Je beschrijft in je boek hoe de industriële lobby er sinds de jaren ’80 met desinformatie in is geslaagd om veel klimaatsceptische wetenschappers naar voren te schuiven. Dat lukte mede doordat journalisten altijd ‘de andere kant’ willen laten zien. Je noemt dat ‘de journalistieke fetisj voor evenwichtige berichtgeving’. Wat gaat er nog meer mis in de manier waarop journalisten over klimaatverandering berichten?
“Er zijn de laatste jaren belangrijke stappen genomen. The New York Times heeft bijvoorbeeld een klimaatredactie. De hoeveelheid berichten over dit probleem, dat voor de hele mensheid een bestaanscrisis betekent, neemt toe, maar is nog steeds veel te klein. Bovendien weerspiegelt de manier waarop erover wordt geschreven niet de wereld waarin we nu leven. Klimaatverandering wordt nog altijd weggezet als een vaag ‘milieu’ en ‘wetenschappelijk’ onderwerp.

Journalisten zijn getraind om heel specifiek te schrijven over wat zij weten. Daardoor hebben ze niet de zelfverzekerdheid om in verhalen over migratie vanuit het Midden-­Oosten ook droogte en regenpatronen in een gebied erbij te halen, terwijl klimaatverandering een rol speelt in migratie, ongelijkheid, landbouw, oorlog. Zoals je nu niet zou kunnen schrijven over ongelijkheid op de werkvloer zonder gender te noemen, zo zou je nu ook niet moeten kunnen schrijven over bijvoorbeeld economische ongelijkheid zonder klimaatverandering erbij te betrekken.”

De wetenschappelijke overeenstemming over de oorzaken van klimaatverandering was in de jaren 80 al best stevig. Waarom soebatten we daar veertig jaar later nog steeds over?
“Daarover soebatten serieuze mensen al tijden niet meer. Maar, ja: het grote publiek zit al heel lang vast in hetzelfde gesprek dat ons niets oplevert. We maken als samenleving geen kans het probleem op te lossen als we geen eerlijk gesprek durven voeren: wat doen we met de vissers die hun bestaanszekerheid kwijtraken omdat we de monding van de Mississippi verleggen, om zo het land op de lange termijn te redden? Hoe zorg je voor mensen die niet langer in kolenmijnen kunnen werken?

Wat voor samenleving hebben we als we erin geslaagd zijn zo'n helder probleem te negeren?

Wat betekent het als de overheid draconische maatregelen moet nemen, die het leven van mensen verwoest, maar die voor het behoud van de aarde zijn? Moeten we nog kinderen krijgen? Dat zijn vragen die we ons moeten stellen, waar we in een gezonde democratie een stevig debat over zouden moeten kunnen voeren.”
Door het schrijven van dit boek ben je sowieso gaan twijfelen aan de (morele) gezondheid van onze democratie, nietwaar?
“Ik vraag me wel af: wat voor samenleving hebben we als we al collectief erin zijn geslaagd om zo’n helder probleem te negeren? Hoe kunnen we schermen met onze ethiek en onze waarden als we niet de kracht kunnen opbrengen om deze problemen, die het leven van de meest kwetsbaren nog onmogelijker maken, op te lossen? De politicoloog Michael Glantz zag eind jaren 70 een interessante casus in het klimaatprobleem: kunnen we dit probleem als samenleving oplossen, nu we het eens zijn over het bestaan ervan? Zijn conclusie was dat we als mensheid slechts twee standen hebben: aanmodderen of crisismanagement. Ons systeem reageert niet op problemen die geen directe rampen zijn.

Ook met het probleem van luchtvervuiling, dat na verloop van tijd een stevig gezondheidsprobleem werd, modderden we aan. Omdat de kortetermijnbehoeften van de economie het altijd winnen van de gevolgen op lange termijn. Pas toen mensen doodgingen, kwamen er maatregelen, maar die waren duurder en veel minder effectief dan preventieve actie zou zijn geweest. Het pessimisme van mensen als Glantz hebben we niet serieus genoeg genomen: kan onze psychologie, ons systeem waarbij mensen steeds denken aan hun herverkiezing, kan onze overheid rekenschap geven aan zo’n probleem?”

Het stadium van crisismanagement is aangebroken

“Het goede nieuws is dat we het moment van aanmodderen voorbij zijn en het stadium van crisismanagement is aangebroken. Maar net als bij luchtvervuiling kunnen we nu alleen nog maatregelen nemen om het meest catastrofale te voorkomen. Ook als we niet binnen de grenzen blijven voor anderhalve graad opwarming en doorgaan naar twee graden – wat nu eerlijk gezegd onvermijdelijk lijkt – moeten we blijven vechten. Bij anderhalve graad hoeven we alleen oplossingen te vinden voor het afsterven van de koraalriffen, een zeespiegelstijging van enkele meters en het opgeven van de Perzische Golf. Twee graden betekent rampen op de lange termijn. Maar een opwarming met drie graden (waarvan het voormalig voorzitter van het IPCC nu zegt dat het een ‘realistisch minimumscenario’ is) betekent rampen op de korte termijn: bossen die opkomen in het Noordpoolgebied, het noodgedwongen opgeven van de meeste kuststeden, massale hongersnood. De verschillen per graad zijn enorm, maar elke tiende graad tussen die twee en drie betekent ook een zeer groot verschil. De strijd houdt dus nooit op.”
Verandert, nu we de fase van crisis in gaan, ook de vrijblijvende toon van het debat?
“In de VS zag je in de milieubeweging lang deze discussie: moeten we mensen vertellen dat er nog hoop is, of moeten we ze juist bang maken? Lange tijd was de boodschap: we moeten iets doen aan klimaatverandering voor het te laat is; we zijn gek als we niet handelen. Het is gebleken dat dat niet werkt. Mensen die wilden tegenwerken begonnen te zeggen: is het wel zo erg? Wat zegt de wetenschap echt? De nieuwe golf van activisme heeft de lessen daarvan geabsorbeerd en negeert dat debat helemaal. Ze zeggen gewoon: hoe moeten we klimaatverandering tegengaan en hoe doen we dat op zo’n manier dat we de meest kwetsbaren beschermen? Die activisten behandelen het als een probleem van sociale rechtvaardigheid. Dat is een ander gesprek en ze verliezen geen tijd meer aan het gedebatteer van de wetenschappers.”
Wat is de rol van jonge mensen in het veranderen van het gesprek?
“Die jonge generatie activisten zegt: dit is de ramp die deze tijd definieert en het is de ramp die al onze andere rampen met elkaar verbindt. Dat is een nieuw argument. Zij maken het klimaatprobleem voor het eerst moreel, door het expliciet over de rechten van mensen te hebben die nu al getroffen worden. Het verbaast me dat jongeren nu al met zovelen opstaan; ik had gedacht dat we nog een stuk verder in de crisis zouden moeten komen voordat dat zou gebeuren. Volwassenen nemen sociale bewegingen van jongeren meestal niet serieus, maar de jongeren hebben in dit geval een bijzondere morele autoriteit omdat zij met de gevolgen van ons beleid moeten leven. De volwassenen die nu schamper over die jongeren doen, die doen er op een gegeven ogenblik niet meer toe.”

Heel bijzonder dat er in Europa zo de nadruk ligt op je eigen verantwoordelijkheid nemen

Jongeren die ook morele verantwoordelijkheid zullen moeten nemen voor hun gedrag. Hier gaat het gesprek steeds vaker over niet meer vliegen, geen vlees meer eten. Is dat nuttig?
“Dat zelfopofferende is iets wat ik in de VS helemaal niet terugzie. Vliegschaamte? Daar wordt nooit over geschreven. De laatste die het over offers brengen had in het kader van klimaatverandering, was president Jimmy Carter (1977­-1981, red.). Het is hem duur komen te staan. Het komt op mij over als heel bijzonder dat er in Europa zo de nadruk ligt op je eigen verantwoordelijkheid nemen. In Frankrijk kwam een meisje naar me toe dat zei dat ze zich schuldig voelde over de voetafdruk van de e­-mails die ze schreef. De redenering klopt, maar je eigen gedrag aanpakken is niet waar de oplossing voor het klimaatprobleem ligt. Je moet weten wat je bijdraagt en daar eerlijk over praten, dat is nodig om een politieke beweging te laten ontstaan die dingen verandert. Maar als iedereen in Nederland vijf jaar lang niet meer vliegt, zal dat niet veel verschil maken. Niet dat ik me niet schuldig voel hoor, over vliegen. Maar alleen al bestaan als persoon in de westerse wereld is een kwestie van schuldig voelen: een dakloze in de VS stoot meer broeikasgassen uit dan de gemiddelde persoon op de wereld.”

Dit artikel verscheen eerst in OneWorld-magazine en in september 2019 op OneWorld.nl.

Betekent meer aandacht ook winst voor klimaat?

Dit betekent het 'klimaatakkoord' echt

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons