Er is meer honger dan je denkt

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Koffie, thee of water? Martín Caparrós bedankt vriendelijk. De Argentijnse journalist heeft net ontbeten als we elkaar spreken in de lounge van het hotel waar hij tijdens zijn korte bezoek aan Nederland verblijft. Het is een vermaarde tegenstelling: wij hier die met een gevulde maag een rondje afslaan, terwijl elders op de wereld honderden miljoenen mensen niet de benodigde 2200 calorieën per dag binnenkrijgen. Dit schrijnende onrecht maakt volgens Caparrós nauwelijks meer indruk op ons. Het feit dat de Verenigde Naties een kil begrip als ‘voedselzekerheid’ hanteren voor het hongerprobleem, draagt daaraan bij.

Caparrós tracht honger opnieuw een gezicht te geven. In 656 pagina’s documenteert hij de verhalen van de allerarmsten over de hele wereld. Van het rurale India tot de sloppenwijken van Dhaka in Bangladesh. Van de vuilnisbelt van Buenos Aires in zijn thuisland Argentinië tot de voedselbank in de Verenigde Staten en het door landroof geteisterde Madagaskar. Het boek begint in een ziekenhuis in het Afrikaanse Niger. De moeder bindt een jongetje in een doek op haar rug. Net als altijd. Met zijn buik op haar rug, de armen en benen gespreid. Maar dan dood. Caparrós wordt voor het eerst geconfronteerd met de meest extreme vorm van honger.

Wat bewoog u in eerste instantie om een boek over honger te schrijven?
“Honger is een cliché. Zelfs Miss Universe roept op om een einde aan te maken aan honger. Ik wilde het hongervraagstuk doorgronden. Dus besloot ik de mensen die honger lijden op te zoeken om te luisteren naar hun verhaal.”

En zo belandde u in Niger.
“Ja. Ik vroeg aan een moeder die haar kinderen een gierstbol (dikke gierstpap, geserveerd in de vorm van een bol, red.) te eten gaf, of ze die daadwerkelijk élke dag at. Ze antwoordde: ‘Nou, elke dag als ik die kán eten.’ Dat was dus een stomme vraag van mij. Het liet zien hoe weinig ik wist, hoe groot de kloof was tussen onze werelden. Ik die bezig was met de vraag of ze gevarieerd at, zij met de vraag of ze überhaupt wel te eten had. Het was het punt waarop ik dacht: ik wil een brug bouwen over deze kloof.” Artsen zonder Grenzen bracht u in contact met de allerarmsten. U, de rijke westerling, ging bij hen op bezoek. “Door die enorme kloof voelde ik me vaak ongemakkelijk. Aan de andere kant voelde ik opluchting. Ik was daar om naar hun verhaal te luisteren. Dat was een bewijs dat ik me om hen bekommerde.”

Gaf u die mensen geld of eten als dank voor hun medewerking?
“Ik probeerde dat niet te doen. Ik was bang dat het de situatie zou vervuilen, dat ik andersoortige verhalen te horen zou krijgen. Gemiddeld verbleef ik zo’n drie weken in een gebied, het waren meestal de vrouwen die me te woord stonden. Dit klinkt misschien cynisch, maar een blanke man die naar arme mensen luistert,
is het tegenovergestelde van wat ze gewend zijn.”

U betoogt dat honger veroorzaakt wordt door het systeem. Kapitalisme is de boeman. Tegelijkertijd stelt u dat van de grote problemen honger nou juist vrij eenvoudig is op te lossen. Dat lijkt me wat simplistisch: het systeem veranderen is toch niet eenvoudig?

“Daar zit inderdaad een probleem. Want wat betekent het om honger op te lossen? Zorgen dat mensen wat meer calorieën per dag binnenkrijgen? Dat is namelijk simpel te realiseren. Het vereist wat technische aanpassing, die je kunt verwezenlijken als je
maar genoeg geld investeert. Denk aan het aanleggen van wegen of innovaties in de
landbouw. Maar het punt dat ik maak, is dat honger een metafoor is voor armoede. Je
kunt honger niet oplossen als je niet eerst het armoedeprobleem oplost. En dat vereist
een verandering van het systeem.”

Hoe veranderen we dan het systeem?
“Tja, weet jij het? Tot in de jaren ’80 en ’90 dacht men eerlijke welvaart en rechtvaardigheid te bereiken met socialisme of communisme. Inmiddels weten we wel beter. Ik denk dat we uiteindelijk via de politiek moeten uitkomen bij een morele economie.” Hoe ziet zo’n morele economie er uit? “Daar zijn we nog niet over uit. Overal ter wereld denken mensen hierover na.” Die mensen mogen wel opschieten…
“Het is een zoektocht. Maar wat zijn een paar jaren nu in de hele wereldgeschiedenis?”
Als reactie op de bankencrisis kwam de mondiale Occupy-beweging op gang. In uw boek concludeert u dat hongerige mensen de kracht niet hebben om in opstand te komen.

Verwacht u van burgers hier dat ze de straat opgaan?
“Wie weet. Ik zie het graag gebeuren. Maar den geschiedenis leert ons dat voorspellingen doen niet zinvol is. Vaak komen ze niet uit. Mijn motto is: probeer te doen wat je kunt.” Wat kun je dan doen als consument? “Ik heb moeite met de term ‘consument’. Natuurlijk, je kunt eerlijk geproduceerde spullen kopen, op zich is dat geen slechte reactie. Maar het heeft iets treurigs om je te verzetten vanuit een positie
waarin dit systeem je heeft geplaatst. Wat je dan moet doen? Niks meer kopen? Ik weet
het antwoord evenmin. Maar bevestig je positie in het systeem in elk geval niet door te zeggen: ik ben een bewuste consument.” Wat dan? Als burger een statement
maken richting de politiek? “Bijvoorbeeld, ja. Ik ben er nog niet uit wat de oplossing is.”

Wat doet u zelf?
“Ik schrijf, ik spreek, ik onderzoek, ik denk. Het is niet veel, ik doe wat ik kan. Ik gooi
nauwelijks eten weg, maar dat doe ik uit gewoonte. Niet omdat ik een politiek statement wil maken.”

Aan de geïnterviewden vroeg u wie de schuldige is van hun honger. Meestal was dat God, de echtgenoot of wisten ze het niet. Zelf stelt u multinationals verantwoordelijk. Waarom heb u hun reactie niet verwerkt in uw
boek?

“Ik heb zakenlui gesproken in Chicago en New York (over handel, speculatie en stijgende voedselprijzen, red.). Dat vond ik voldoende. In theorie had ik inderdaad meer mensen uit het bedrijfsleven kunnen spreken. Maar zij beschikken over doorgewinterde pr-medewerkers, uitgewerkte speeches en dergelijke. Ik had niet de illusie dat zij hun ziel gingen blootleggen aan mij. Dus wat voor nut zou het hebben gehad om naar hen te luisteren? Ik wilde gewoon laten zien hoe honger werkt. Vandaar dat ik ervoor heb gekozen om nou juist de verhalen in kaart te brengen van de mensen die honger lijden.”

Een van de grootste voedingsmiddelenconcerns wereldwijd is Unilever. Wat zou u tegen de Nederlandse CEO Paul Polman willen zeggen?
“Do you really get to sleep every night?”

Wat bedoelt u hiermee?
“Dat weet hij wel.”

Oké, maar de lezer niet…
 “Die mogen hun verbeelding gebruiken.”
(Ik vraag het nog een paar keer, maar hij wil er
verder niks over loslaten.)

Tijdens het lezen voelde ik me soms behoorlijk droevig. Wat waren voor u de lichtpunten?
“Ik herinner me de Bengaalse Fatema in Dhaka. Zij werkte twaalf uur per dag om haar kinderen te kunnen voeden, haar man had haar verlaten. Toch had zij de energie die bij vele anderen ontbreekt. Ze dacht na over haar toekomst. Dat soort gedachten moet je hebben als je uit zo’n situatie wilt komen.”

Wat was de grootste eyeopener voor u tijdens het schrijven van dit boek?
“Ik realiseerde me dat er zo’n 1,3 tot 1,5 miljard mensen, de exacte cijfers doen er niet zoveel toe, buiten het systeem vallen. Stel u een bedrijf voor waarvan zo’n 30 procent van het personeel niet werkt, dan wordt de manager ontslagen. Het uitsluiten van de allerarmsten is ontzettend inefficiënt voor een wereld die haar rijkdommen exploiteert.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons