Achtergrond

‘Wij willen niet terug naar Afghanistan’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Pakistan dreigt eind juni, na welgeteld dertig jaar, drie miljoen Afghaanse vluchtelingen terug te sturen naar ‘huis’. De onzekerheid bezorgt de ontheemden slapeloze nachten. Wat moeten ze in een land waar de economie morsdood is en de Taliban met machine geweren op ze wachten.  

In het zelfgebouwde vluchtelingenkamp met open riolen buiten de stad Peshawar, weet groenteverkoper Akhtar Muhammad zich geen raad met de onzekerheid. Als tiener vluchtte hij dertig jaar geleden met zijn ouders naar Pakistan. Nadat de Russen Kabul waren binnengevallen en de Mujahedin, Islamitische strijders, met militaire en financiele steun van Amerika de communisten wilden verslaan, was het er te gevaarlijk.

Wat moet mijn familie in Afghanistan doen?

In de hoek van het lemen huis ligt een baby te slapen. Muhammads jongste zoon. Hij behoort tot de derde generatie die op Pakistaans grondgebied is geboren. ‘Wat moet mijn familie in Afghanistan doen?’, zegt Muhammad emotioneel. Hij staat doodsangsten uit. Muhammad weet niet hoe hij in de ingestorte Afghaanse economie zijn acht kinderen in leven moet houden. Bovendien rukken de Taliban in steeds meer provincies op.

‘De wereld is ons vergeten’
Mijn tolk bevestigt het verhaal van Mohammad. Hij is net terug uit Kabul waar hij zijn paspoort moest verlengen. Afghanen staan in lange rijen voor het immigratiekantoor. Iedereen probeert weg te komen. ‘Onderweg werd ik vier keer door de Taliban aangehouden. Ze vroegen telkens of er een tolk in de auto zat. Gelukkig hield iedereen zijn  mond. Anders hadden ze me doodgeschoten.’ De tolk, die liever niet zijn naam noemt, vertelt dat de Taliban inmiddels een derde van alle provincies terug veroverden.

Toch zijn er enkele Afghanen die wel terug willen. Zoals de vijf zonen van Abdullah Masoud. Voor de ingang van hun krot hangen ze verveeld op krakkemikkige stoelen. Binnen ligt aangestampte  aarde op de grond. ‘Wat moeten mijn jongens hier doen?’, zucht Masoud. ‘Mijn kinderen zijn werkloos en nooit naar school geweest.’ Dan wordt hij boos. ‘De Pakistanen zijn onze broeders. Als Pathanen delen wij dezelfde cultuur. Maar ze hebben ons nooit met open armen ontvangen’. Masoud windt zich steeds verder op. Hij sloeg eveneens voor de Koude Oorlog tussen de Russen en de Amerikanen op de vlucht. De strijd tussen de twee grootmachten (1979-1989) speelden zich af boven de hoofden van de Afghanen. ‘We zijn de slachtoffers. Wie kijkt er nog naar ons om? De wereld is ons vergeten.’

Abdullah Masoud met zijn zonen willen naar Afghanistan.

abdullah masoud met zijn zonen willen naar afghanistan Taliban aanhangers.

Geen geld, geen huis
Want bij aankomst verstrekten de Pakistanen de Afghaanse vluchtelingen geen huis, baan of onderwijs. Voor de miljoenen asielzoekers had het straatarme land geen geld. De eerste jaren financierde de internationale gemeenschap de opvang van de Afghanen. Sinds het einde van het Talibanregiem in 2001 zijn de ontheemden aan hun lot overgelaten. Pakistan wil ze niet meer. Afghanistan weigert deze diaspora op te nemen. Waar moeten deze mensen naar toe?

Masoud noemt zichzelf een aanhanger van de Taliban. Dat is de reden waarom hij  naar Afghanistan wil. ‘De Taliban zijn de beste leiders die we ooit hadden. Toen zij aan de macht waren bestond er geen corruptie.’ Zijn zonen knikken instemmend. Maar zijn ze niet bang? De Taliban staan bekend vanwege het schrikbewind dat zij voerden.  Mannen zonder baard en zangeressen hingen ze op aan elektriciteitspalen. Zij bliezen meisjesscholen op en ontnamen vrouwen al hun rechten. ‘De Taliban handelen volgens de sharia. Wie zich daar niet aan houdt, wordt gestraft’, stelt Masoud.

Terroristen broedplaats 
De blinde steun van deze familie voor de Taliban irriteert veel Pakistanen. Zij hebben genoeg van deze ‘criminelen en terroristen’, die ze jarenlang ongestoord op hun grondgebied lieten wonen. Zeker sinds het bloedbad op de school in Peshawar (2014), waarbij ruim 150 kinderen omkwamen. Twee van de vijf daders waren afkomstig uit een Afghaans vluchtelingenkamp. De Pakistaanse regering van ze af. Volgens minister Chaudhry Nisar van Binnenlandse Zaken ontwikkelen de kampen zich steeds vaker tot broedplaatsen van terroristen. 

Hulpverleenster Mariam Khan, die jarenlang in de kampen voor de internationale hulporganisatie IRC werkte, ontkent de aantijgingen. ‘Pakistan heeft het vluchtelingenproblemen zelf uit de hand laten lopen. De eerste jaren bewust omdat tijdens de Russische bezetting westerse donoren grif gaven. Nu de geldstroom is gestaakt, zoekt Pakistan naar argumenten om van deze mensen af te komen.’ Ze gelooft niet dat Afghanen op grote schaal radicaliseren. ‘Vluchtelingen beweren slechts uit diepe frustratie de Taliban te steunen. Ze weten niet waar ze over praten.

Nu de internationale geldstroom is gestaakt, zoekt Pakistan naar argumenten om van deze mensen af te komen

Miriam Khan noemt Abdullah Masoud en zijn werkloze zonen een gemakkelijk prooi voor militante bewegingen: 70 procent van de 3 miljoen Afghanen ging nooit naar school. Het analfabetisme is ook de schuld van de internationale gemeenschap, stelt ze. Niet alleen UNHCR, de VN-vluchtelingenorganisatie, maar ook westerse ambassades in Pakistan stopten met het steunen van onderwijs na de val van de Taliban. Ze hoopten dat de vluchtelingen dan wel weg zouden gaan. Sommigen vertrokken. Ze keerden al snel terug omdat de integratie tegenviel en het geweld oplaaide. De laatste scholen die nog door de UNHCR in de kampen werden gefinancierd zijn gesloten. De organisatie heeft geld nodig voor de migrantencrisis in Europa.

Opgejaagd en belaagd
In Pakistan voelen de Afghanen zich verder opgejaagd door de politie. Ze zijn duidelijk niet langer welkom. Slechts de helft van de vluchtelingen heeft zich bij UNHCR laten registeren. Pakistan heeft het internationale vluchtelingenverdrag niet ondertekend. De 1.5 miljoen illegalen kunnen geen kant uit. In ruil voor steekpenningen worden ze niet de grens overgezet.

Maar het zijn niet alleen de vluchtelingen in de kampen die zich belaagd voelen door de Pakistaanse politie. Ook Afghaanse zakenmensen die er in slaagden een goedlopende winkel op te bouwen klagen dat ze door de politie financieel worden uitgekleed. ‘We zijn hier semi-legaal. De huur van mijn winkel staat op een andere naam. Ik heb officieel geen vergunning. Ik krijg tegenwoordig de politie wekelijks op bezoek. Of ik betaal anders zeggen ze me op te sluiten op het politiebureau’,  vertelt bruidsjurkenverkoper Gulbaz Hamid.

Als ik mijn gezicht laat zien, schieten mijn neven mij dood

Hij piekert er niet over terug te gaan naar Kabul. Hij vluchtte nadat de Mujahideen, de Islamitische vrijheidsstrijders, aan het einde van de Russische bezetting de wapens tegen elkaar oppakten. Die onderlinge verdeeldheid bestaat nog steeds. ‘Als ik mijn gezicht laat zien, schieten mijn neven mij dood. Mijn vader steunde destijds krijgsheer Hekmatyar’, zegt de kleermaker. In Afghanistan bestaat pas vergeving na de dood.

Hoge commissaris voor de Afghaanse vluchtelingen Imran Zeb Khan roept Europa en Amerika op meer geld in de wederopbouw van Afghanistan te steken. Amerikaanse troepen moeten blijven tot de Taliban opnieuw zijn verslagen. ‘Geen Afghaan gaat terug zolang het land  niet stabiel is. Een deel van de migranten in Europa is van Afghaanse afkomst. Dat worden er alleen nog maar meer’, waarschuwt Khan. ‘Denk niet dat alleen de rijkere Afghanen proberen Europa binnen te komen’, vervolgt hij. ‘Een ieder die het waagt kan op financiële steun van zijn familie rekenen. Eenmaal in Europa stuurt hij meer geld op dan dat hij aan schuld moet terugbetalen. Voor je toekomst investeer je in een Afghaanse asielzoeker in Europa.’

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons