Achtergrond

Naar Lesbos, Lampedusa van Griekenland

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Dag 1| Dinsdag 30 juni: ‘Ik help, wat moet ik anders’
‘Erger dan in de Afrikaanse vluchtelingenkampen’, ‘schrijnend’ en ‘verschrikkelijk’, hoor ik over de omstandigheden voor vluchtelingen op het Griekse eiland Lesbos. Kwalificaties die ik stiekem niet geloof. Ze zullen niet veel gezien hebben, denk ik, niet ontdaan van enig dedain.

Maar als we een auto huren en richting de hoofdstad Mytilini rijden, zien we het direct. Groepjes zichtbaar oververmoeide en oververhitte vluchtelingen lopen richting de stad. En ook daar, als we koffie drinken op een terras, komt het ene groepje na het andere voorbij. Net als op de snikhete weg naar het noorden van het eiland. De vluchtelingen, denkende het beloofde land bereikt te hebben, eindelijk veiligheid en een toekomst, moeten de 70 kilometer naar de hoofdstad waar ze zich moeten melden bij de politie, zelf overbruggen. Te voet. Ik zie een man met zijn schoenen in zijn handen, en een jonge vrouw die duidelijk aan het einde van haar Latijn is.

Zovelen instanties kwamen praten, beloofden van alles om vervolgens nooit meer iets te laten horen

Melinda, de uitbaatster van een Griekse taverne heft de handen ten hemel. Zovelen – hulporganisaties, VN-organisaties, autoriteiten en welwillende anderen –  kwamen praten, beloofden van alles om vervolgens nooit meer iets te laten horen. Ze rent tijdens ons gesprek om de haverklap weg. Om een bestelling op te nemen,  gasten een tafeltje toe te wijzen, even een vriendelijk gesprekje te voeren met de toeristen die nu, tijdens het toeristenseizoen, de belangrijkste inkomsten van het jaar binnen moeten brengen. “It’s going to ruin us”, verzucht ze. De vluchtelingenproblematiek wordt elke dag groter, bedreigt de belangrijkste bron van inkomsten voor velen op dit paradijselijke eiland.

“Ik laat het je wel weten”, zegt Melinda, “mocht de kustwacht mij vannacht bellen”. Als een rubberboot op de vier kilometer die de zee breed is tussen Turkije en Lesbos dreigt te vergaan, redt de kustwacht de opvarenden, arresteert hen en levert hen af bij de taverne. “Ik help, wat moet ik anders”, vraagt de vrouw vertwijfeld.

Dag 2 | 1 juli: ‘I Hate the sea forever’
Ik ben diep in slaap als ergens in de verte iets rinkelt. Het is één uur in de nacht, Melinda aan de telefoon. “41 vluchtelingen, van zee gehaald door de kustwacht, ze zijn op weg naar de haven”, zegt ze. “Je moet nu komen”. Ik vecht tegen de slaap, worstel me uit bed en trek wat kleren aan. Een kwartier later sta ik in de haven.

Op het terras van Melinda’s taverne vind ik hen: 41 mannen, vrouwen en kinderen. Veel kinderen, Syriërs, op zoek naar veiligheid en een toekomst. Ze zijn drijfnat, alle 41. Water sijpelt uit een tas die ik optil, een baby die ik in mijn armen gedrukt krijg rilt. Het kleine jongetje heeft een mutsje op. Het mutsje is net zo nat als alle andere kleding aan zijn lijf. Ik pel langzaam zijn natte kleding af en wikkel het mannetje in een slaapzak die iemand me aangeeft. Melinda zet een grote ketel thee op een tafel, nodigt de mensen uit iets te drinken om op te warmen. Haar echtgenoot en twee jonge kinderen lopen rond met tweede handskleding, luiers en maandverband.

​“Ze vertelden ons dat we met een groot schip naar Griekenland zouden varen”, vertelt de jonge Mouna uit het Syrische Aleppo mij. Ze is ontdaan, koud, nat en bang. “I hate the sea forever”, zucht ze. In gebrekkig Engels vertelt ze me dat ze moesten betalen, 1.000 dollar per persoon, voor een plek in wat alles behalve een groot schip bleek te zijn. De rubberboot werd tjokvol gepropt met vluchtelingen. “Ze schopten en sloegen ons, we hadden geen keuze.”

Eenmaal op zee maakte het bootje snel water. De Turkse kustwacht weigerde te helpen. "Jullie kwamen zelf naar ons land, jullie horen hier niet, zie zelf maar hoe jullie  je eigen problemen oplossen", werd de steeds banger wordende Syriërs verteld. De Griekse kustwacht hielp wel, redde het leven van alle 41 Syriërs aan boord van het rubberen bootje, en bracht hen naar Melinda.

Achter haar huis staan een paar tenten, daarin mogen de geredde Syriërs de nacht doorbrengen. De volgende dag begint hun lange reis naar de hoofdstad van het eiland, en verder naar west-Europa, waar de vluchtelingen zeggen heen te willen gaan. Melinda schudt haar hoofd. “Ze moeten naar de wc.” Andere restauranthouders weigeren hen gebruik van de wc. “Is ook logisch, gisteren kwamen 1600 vluchtelingen aan.” Als ze de vluchtelingen de wegwijst naar haar toilet, vraagt Melinda met wanhoop in haar stem: “Hou het alsjeblieft netjes.”

Lees zaterdag op OneWorld Crisis Deel II van het dagboek.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons