Achtergrond

Allergisch voor uniformiteit

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

De SHO startten in 2010 een Giro 555-actie voor de slachtoffers van de aardbeving in Haïti. Dit leverde 112 miljoen euro op. Volgens de Rekenkamer is inmiddels 93 procent, 103 miljoen euro, uitgegeven.

Hebben de Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) de Giro 555-opbrengst voor de Haïti-ramp in 2010 goed besteed? Een recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer is daar kritisch over en hekelt het gebrek aan uniformiteit binnen de SHO. De deelnemende organisaties gebruiken niet allemaal dezelfde meeteenheden om resultaten in kaart te brengen. Voor het hulpcluster ‘onderwijs’ worden resultaten uitgedrukt in zowel het aantal gebouwde scholen als het aantal herbouwde klaslokalen en bereikte kinderen. Ook in de kosten van programmamanagement en huizenbouw is geen eenduidigheid. Hierdoor zou het moeilijk zijn om een zinnig oordeel te geven over de vraag of Giro 555-geld op de meest efficiënte manier is aangewend. Dit, zo vindt de Rekenkamer, moet niet kunnen en belemmert het leren van de organisaties.

Géén Babylonische spraakverwarring
Dat laatste lijkt me nogal overdreven. Onderwijsdeskundigen kunnen heel goed over hun werk praten en de resultaten ervan vergelijken. Óók als de ene organisatie het aantal klaslokalen telt en de andere het aantal herbouwde scholen of het aantal leerlingen dat weer naar school kan. Zo’n gesprek eindigt niet vanzelfsprekend in een Babylonische spraakverwarring, zoals de Rekenkamer suggereert.

Datzelfde geldt voor de wijze waarop organisaties over hun programmamanagement rapporteren. Dat gaat in elke organisatie weer anders. Sommigen rekenen delen van hun overhead toe aan de projecten, anderen juist niet. Ook verstaat niet iedereen hetzelfde onder administratie of reis- en verblijfkosten. Het gevolg is dat de managementkosten van de programma’s niet eenduidig zijn.

Omarm diversiteit, duld tegenspraak
Ik ben eerlijk genoeg om te erkennen dat hierin ook een persoonlijk punt meespeelt: ik ben allergisch voor uniformiteit. Tijdens mijn tijd bij Cordaid, één van de SHO-organisaties, heb ik nooit gestreefd naar ‘alle neuzen dezelfde kant op’. Vooral dictators willen dat.

Uniformiteit is in de praktijk nogal dodelijk voor innovatie. Het is een illusie te denken dat uniforme systemen zelf tot innovatie komen: die richten zich vooral op continuïteit. Innovatie bloeit alleen op bij de gratie van verschil, diversiteit en tegenspraak.

Hún toekomst
In Haïti ging Cordaid daarom na de aardbeving in gesprek met de lokale bevolking over de te bouwen noodhuizen. Dit leidde toen tot aanpassingen in het huizenontwerp. En dat lijkt me terecht: slachtoffers van rampen hebben zelf ook opvattingen over hoe herstel en wederopbouw eruit moeten zien. Mensen zijn divers, dus goede hulpverlening behoort haar oren en ogen open te zetten voor wat mensen zélf willen. Daar start het.

Het is vervolgens ook logisch dat niet elk huis of elke school er hetzelfde uitziet. De getroffenen in een rampgebied hebben, als individu en als gemeenschap, elk voorkeuren en gewoontes waar ze zich prettig bij voelen. Dat betekent niet dat alles kan. Organisaties stellen randvoorwaarden vanuit het perspectief van financiën, techniek en duurzaamheid. Maar daarbinnen moet vooral ruimte zijn om te luisteren naar de wensen van mensen die getroffen zijn door rampen. Het gaat om hún gemeenschap en hún toekomst; Ook lang nadat de laatste hulporganisaties hun programma’s hebben afgerond.

Culturele kleur
Bij dit alles is het goed te bedenken dat we op weg zijn naar een tijd waarin de rol van buitenlandse hulporganisaties tijdens humanitaire rampen afneemt. In fragiele staten zal de dominante rol van internationale hulporganisaties nog wel even voortduren. Maar ontwikkelende landen, zoals India, Ghana en Peru, zullen steeds meer eisen stellen aan buitenlandse organisaties die tijdens rampen in hun land willen opereren. Nu al zie je dat ze het heft in eigen handen nemen. Zo bleek onlangs dat de evacuatielessen van Hayan een jaar later, tijdens de orkaan Hagupit, in de Filippijnen in praktijk worden gebracht. Of neem Bangladesh, daar is de impact van overstromingen dankzij hun verbeterede preventiestrategie veel kleiner.

In deze landen groeit de weerstand, om niet te zeggen de weerzin, tegen elders ontwikkelde en aan hen opgelegde standaarden en normen. Door eigen leiderschap te tonen zal de contextuele en culturele kleur van deze landen meer nadruk krijgen. Het zou dus zomaar kunnen dat overheden en maatschappelijke organisaties in Bangladesh, Indonesië en Peru hun eigen rapportages maken en niet het rapportageschema van Noordelijke donoren volgen. De Rekenkamer doet er daarom goed aan zich op die dialoog voor te bereiden in plaats van te proberen een pretentie van universaliteit op te houden.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons