Achtergrond, Column

‘Mijn date met een Syrische vluchteling’

Esra Dede schrijft regelmatig over haar Turkse roots. Vandaag vertelt ze over haar date met een Syrische vluchteling.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
“Ik moet wel even in mijn agenda kijken”, stuur ik als bericht naar hem op Facebook. Hij antwoordt dat ik niet zo Nederlands moet doen. “Wat is het toch met Nederland en agenda’s, waarom zijn jullie niet gewoon spontaan? Het leven is te kort om alles in je agenda te schrijven.” Hij heeft wel gelijk, maar zo gaat dat toch eenmaal in Nederland. Hij is pas een half jaar hier. Een jongeman die gevlucht is uit Syrië.

Ik kan hem beschrijven als een gemeenschappelijke vriend. Een jongeman die op een dag op het Centraal Station van Amsterdam aankwam na een lange reis vanuit Damascus. Op het station kwam hij een van mijn vrienden tegen. Uiteindelijk is de wereld heel klein. Amsterdam is zelfs nog kleiner, ook al geven we dat niet snel toe.

Ben je gek, ik eet geen halalvlees. Denk je dat ik een moslim ben?

Uiteindelijk zijn wij bevriend geraakt en ik stelde voor om een keer samen wat te eten. “Ik heb mijn eerste cursus Nederlands gehaald!”, stuurt hij nog voordat ik die avond het huis uitga. We besluiten om naar mijn lievelings-wok te gaan. Een kleine toko in de Voetboogsteeg waarvan ik de naam nooit kan onthouden. “Ik heb dit nog nooit gegeten, jij moet maar voor mij bestellen”, zegt hij. Dat ben ik niet gewend. Meestal willen mannen alles zelf bestellen. “De kip is denk ik wel halal. Ik weet het eigenlijk niet, daar let ik zelf niet op. Zeg het maar, ik kan ook iets vegetarisch voor je bestellen”, zeg ik, maar hij schudt zijn hoofd. “Ben je gek, ik eet geen halalvlees. Denk je dat ik een moslim ben?”, vraagt hij. “Nou ja, weet ik veel”, zeg ik en bestel bami-kip voor twee.

Ik vraag me op een gegeven moment af of het te cliché is om te vragen. Een vraag die op mijn lippen brandt sinds ik hem ken. Een vraag die hem meteen stereotypeert, maar een mens is nou eenmaal nieuwsgierig. “Hoe was je reis naar Nederland?”, vraag ik dan toch als we buiten lopen. Hij vertelt mij een zenuwslopend verhaal, waarbij hij een berg beklimt met een smokkelaar, in onbekende steden verdwaalt en overnacht in vluchtelingenhotels. Hij reisde zonder koffers en soms zonder jas om er niet uit te zien als een ‘vluchteling’.

Wacht even, er is iemand voor jouw neus doodgeschoten?

“We moesten over de grens van Turkije rennen, een sprint van tien seconden. Ik rende in het midden van het groepje. Ik zag achter mij iemand die toch was gepakt door het Turkse leger. Er werd een kogel door zijn hoofd geschoten. Wij gingen maar verder rennen.” Ik onderbreek hem, terwijl hij lachend doorgaat met praten. “Wacht even, er is iemand voor jouw neus doodgeschoten?”, vraag ik. Hij kijkt mij aan alsof ik vraag of de aarde rond is. Dat zou nu wel vanzelfsprekend moeten zijn. Ik word er een beetje stil van.

We besluiten om wat te drinken bij café Américain op het Leidseplein. Hij bestelt twee grote glazen bier voor ons. “Waarom heb je voor Nederland gekozen?”, vraag ik en hij wijst naar zijn biertje. Een vlucht naar vrijheid, maar ook naar vrijheden. “Ik had eigenlijk best wel daar kunnen blijven, maar ik had geen economische vooruitzichten. Ik wil ook niet in het Syrische leger. Ik moest wel het land uit”, zegt hij terwijl hij een slok van zijn biertje neemt.

Een economische vluchteling, een gelukszoeker. Er flitsen quotes en artikelen door mijn hoofd. “Vind je dat er een verschil moet worden gemaakt in het beleid tussen economische vluchtelingen en oorlogsvluchtelingen”, vraag ik. Hij kijk mij aan alsof ik vraag of er een verschil moet worden gemaakt tussen appels en peren. “Het zijn dezelfde mensen. Ik ga Nederland echter veel meer brengen dan de Syriërs die voor de oorlog zijn gevlucht en in een AZC hun tijd moeten verdoen. Zonder een manier om alles te verwerken.”

Ik besluit om het over luchtige onderwerpen te hebben. Over liefde. Heeft hij nog een vriendin moeten achterlaten? “Nee, ik heb geen vriendin op dit moment”, zegt hij en glimlacht naar mij. Hij legt mij uit dat hij in Syrië heel veel vriendinnetjes had. Hij had voornamelijk korte relaties van een week, die heel normaal zijn bij de jongeren. Hij legt uit dat communicatie tussen mannen en vrouwen ook heel anders is. “Wij kunnen na een week al tegen elkaar zeggen dat we van elkaar houden en dat we elkaar missen. Daar is niets vreemds aan”, zegt hij.

Ze hebben je te Nederlands gemaakt. Jij hoort een vrouw uit het Midden-Oosten te zijn. Je moet ook zoveel passie hebben

Ik moet ervan lachen. Hij schudt zijn hoofd. “Ze hebben je te Nederlands gemaakt. Jij hoort een vrouw uit het Midden-Oosten te zijn. Je moet ook zoveel passie hebben”, zegt hij. Het tegendeel lijkt meer waar te zijn. Ik vraag naar het daten hier. Daar heeft hij wel een aantal verhalen over. “Ik vond een Nederlands meisje leuk, zij vond mij ook leuk. Haar ouders waren op vakantie en ik mocht een hele week in haar huis blijven. Een hele week heb ik met haar het bed gedeeld. Veel beter dan slapen in een AZC. Toen haar ouders terugkwamen, zag ik haar een tijd niet meer. Ik besloot haar een berichtje te sturen en te vertellen dat ik haar miste. Ze reageerde zo vreemd! Ze vond dat ik te plakkerig was en dat we niet meer met elkaar moesten afspreken. Jullie Nederlanders zijn zo vreemd…”

Terwijl we teruglopen naar het Centraal Station vertelt hij over zijn geliefde Damascus. “Ik wil zo graag terug, Esra”, zegt hij. De bewoners van Damascus zijn de bommen zo naderhand gewend. Ook zijn ouders in Damascus zijn het gewend. Zijn vader gaat nog altijd elke dag naar het theehuis. Ook al valt er op het gebouw ernaast een bom. Het leven gaat door. Hij is van plan om genoeg geld te sparen om hen naar Nederland te brengen. “Mijn cursus Nederlands verloopt goed en ik heb een baantje gevonden. Ik ben klaar om geld te verdienen en meer beweging te krijgen in mijn leven”, zegt hij.

Terwijl we naar het station lopen stel ik de diepere vragen. “Wat is jouw grootste angst?”, vraag ik. “Dat jij en ik niet meer gaan afspreken”, zegt hij en moet lachen. “Dramatische Arabier”, zeg ik en vraag hem wanneer hij weer kan. Er verschijnt een geniepige glimlach op zijn gezicht. “Even in mijn agenda kijken”, zegt hij.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons