Voorpublicatie uit ‘Liefdes verdriet’ van Niels Posthumus

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Hieronder mag Oneworld alvast een voorproefje geven van dit mooie boek. Wil je kans maken om het boek te winnen? Klik dan hier.

Racisme is inderdaad nog overal aanwezig in Zuid-Afrika. Het is als fijn stof dat zich nestelt tussen de naden van een houten vloer en daar bijna onmogelijk weg te krijgen is. Honderden jaren heeft het racisme zich in alle kieren van de Zuid-Afrikaanse samenleving kunnen ophopen. Een keer stevig vegen, zoals gebeurde begin jaren negentig met de afschaffing van de apartheid, bleek bij lange na niet genoeg om de vloer werkelijk schoon te krijgen. Het stof kan zomaar weer tevoorschijn komen als je een paar keer hard op de grond stampt.

Ik heb altijd het gevoel gehad dat dit het duidelijkst blijkt in de liefde. Daarom interesseerde de liefde in Zuid-Afrika me vanaf het moment dat ik mijn eerste stappen in het land zette. Een liefdesrelatie is de intiemste band die mensen met elkaar kunnen aangaan. Collega’s met een andere huidskleur vormen twintig jaar na de afschaffing van de apartheid voor de meeste Zuid-Afrikanen geen principieel probleem meer. Ook vriendschappen tussen wit en zwart zijn, zeker in de steden en onder de jongere generatie, best gemeengoed geworden. Maar een Zuid-Afrikaanse partner met een andere tint lijkt meestal nog een stap te ver.

Collega’s met een andere huidskleur vormen twintig jaar na de afschaffing van de apartheid voor de meeste Zuid-Afrikanen geen principieel probleem meer

 

Kwestie van smaak, zeggen veel Zuid-Afrikanen. Een witte vriend in Kaapstad verklaarde zijn exclusieve voorkeur voor blanke vrouwen ook zo. ‘Jij valt toch op zwart?’ vroeg hij toen ik bij hem op bezoek was. Ik nuanceerde dat dit in Zuid-Afrika inderdaad meestal zo was, maar dat ik in Nederland veel vaker voor witte vrouwen viel. Een gevolg van een verschillend samengesteld aanbod, verduidelijkte ik. In Nederland is 90 procent van de vrouwen wit, in Zuid-Afrika is 90 procent zwart. ‘Het is dan toch logisch dat ik in Nederland veelal uitga met witte vrouwen en in Zuid-Afrika met zwarte?’

Hij voelde dat anders. ‘Ik val gewoon echt niet op zwarte vrouwen,’ zei hij. ‘Ik vind zwarte vrouwen zelden fysiek aantrekkelijk. En als ik een zwarte vrouw al knap vind, dan is het eigenlijk altijd een vrouw met een relatief lichte huidskleur. Een kleurling bijvoorbeeld. Gek hè? Maar met racisme heeft dat niets te maken. Het is gewoon mijn smaak.’

Ik wilde hem graag geloven. Racistische uitlatingen had ik ook nooit uit zijn mond gehoord. Integendeel, ik vond hem altijd genuanceerd en respectvol praten over de raciale spanningen en de pijnlijke apartheid geschiedenis van zijn land. Maar toen ik de inhoud van het gesprek voorlegde aan zwarte vriendinnen in Johannesburg, waren zij beledigd. Zij vonden het wél racistisch. Ze schudden hun hoofd en drukten mij op het hart dat ‘smaak’ het ideale woord is om (onbewust) racisme mee te verhullen. Een veilig woord, want over smaak valt niet te twisten. Over racisme wel.

Over smaak valt niet te twisten. Over racisme wel

Lea en ik lunchen een week later bij restaurant Ratz. We zitten op een knus binnenplaatsje aan de achterzijde, waar we in alle rust kunnen praten. Zij heeft de plek voorgesteld. Het is er stil. Het is lang geleden dat wij een-op-een met elkaar hebben gesproken. Het voelt daardoor wat ongemakkelijk. Het is aftasten. Zeker nu we hier zitten om twee van de gevoeligste onderwerpen in Zuid-Afrika te bespreken: racisme en de liefde. Lea ziet er nog steeds prachtig uit: het slanke, lenige lichaam van de danseres en actrice die ze is, de felle, slimme blik die mij altijd heeft geïmponeerd, de gladde huid die opvallend licht is voor een zwarte Zuid-Afrikaanse, de lange ingevlochten braids die tot haar billen reiken, haar krachtige gezicht. Ik zou zo weer verliefd op haar kunnen worden, bedenk ik, al is dat natuurlijk een lang gepasseerd station. Ze kijkt me streng aan. Ze geeft tegenwoordig ook les. Ik zou braaf zijn in haar klas.

Zodra ik de moed bijeen heb gesprokkeld, vertel ik dat ik haar berichten op Facebook heb gelezen. Wat bedoelde ze met haar uitbarsting over zwarte sletten in Johannesburg die hun seksualiteit laten reduceren tot een fetisj van vieze witte mannen?

Waar het om gaat, legt Lea uit, is dat zij steeds meer zwarte Zuid-Afrikaanse vrouwen ziet die uitsluitend voor witte mannen vallen, bij voorkeur niet-Zuid-Afrikaanse witte mannen, omdát die mannen een witte huid hebben. Want een witte vriend verleent status. En een witte man boezemt door eeuwen van racistische mythevorming ook bij veel zwarte vrouwen meer vertrouwen in.

Ik denk aan Eusebius. Hij legde me dat principe al eens uit. Hij zei dat door de slavernij, de koloniale geschiedenis en de apartheid zich in Zuid-Afrika het hardnekkige beeld heeft vastgezet van de zwarte man als agressor, als iemand die onder controle moet worden gehouden: de dierlijke, onverzadigbare seksuele belager. Hij zei dat niet alleen witte vrouwen daardoor een angst voor zwarte mannen hebben ontwikkeld, maar dat die angst zich ook in de hoofden van veel zwarte vrouwen heeft vastgezet. Ook zij voelen een haast vanzelfsprekende voorkeur voor witte mannen. Niet alleen omdat zij vaak denken dat een blanke man rijk is, maar ook vanwege de in hun samenleving verankerde, racistische mythe dat zij bij een witte man veiliger zouden zijn.

‘Veel interraciale relaties ontberen gelijkwaardigheid,’ legt Lea uit. Dat sommige Zuid-Afrikaanse vrouwen zich daarin schikken, stoort haar. Door te observeren en te analyseren kwam ze erachter dat zwarte vrouwen bijvoorbeeld bijna altijd dezelfde versiertactiek toepassen als zij een witte man op het oog hebben. Ze gedragen zich onderdanig. Ze plaatsen de witte man op een voetstuk. Ze proberen uit te buiten dat zij seksueel exotisch voor hem zijn. Dat zij voor veel witte mannen slechts een seksuele fetisj vormen, dat deze mannen het slechts een keertje met een zwarte vrouw ‘willen proberen’, laat hen koud. Het maakt hun niet uit dat die mannen hen nauwelijks voor vol aanzien, dat die mannen niet werkelijk geïnteresseerd zijn in wat zij te zeggen hebben, dat het voor die mannen puur gaat om seksuele lust, niet om echte liefde. De zwarte Zuid-Afrikaanse vrouwen bieden zich met graagte seksueel aan witte mannen aan, geobsedeerd door de gedachte ze te veroveren, terwijl ze zwarte mannelijke landgenoten juist laten zwoegen zonder die een blik waardig te keuren. ‘Ik weet waarover ik het heb,’ mompelt Lea schuldbewust na deze uitvoerige uiteenzetting. ‘Ik deed het vroeger zelf ook.’

Foto Bram Lammers

Tegenwoordig keurt ze dit soort gedrag af uit feministisch én antiracistisch oogpunt. Want door zich zo te gedragen, bevestigen zwarte Zuid-Afrikaanse vrouwen nota bene zelf de vooroordelen die het koloniale verleden over hen heeft gecreëerd. Sinds de Zuid-Afrikaanse Saartjie Baartman in de negentiende eeuw door Nederlanders in Europa tentoon werd gesteld – als circusattractie met de bijnaam ‘Hottentot-Venus’ – vanwege haar forse achterwerk, zwarte huid, kroeshaar en grote schaamlippen, bestaat onder witte mannen een aanhoudende fascinatie voor het zwarte vrouwelijke lichaam. Het racistische vooroordeel bestaat eruit dat zwarte vrouwen in seksueel opzicht onverzadigbaar zouden zijn. Dat was al zo in Saartjies tijd, en dit beeld is volgens Lea nauwelijks veranderd. De zwarte Zuid-Afrikaanse vrouwen die zich zo graag seksueel aan witte mannen aanbieden, houden dat beeld in stand.

Ik probeer me te herinneren hoe Lea op mij reageerde toen wij ooit, tijdens de verjaardag van onze gemeenschappelijke vriendin Phindile, buiten een sigaret hadden staan roken en we voor het eerst in gesprek waren geraakt. Ik weet nog dat ik snel had gevoeld dat zij mij interessant vond. Had zij zich aan mij ‘aangeboden’? ‘Ik deed het vroeger zelf ook,’ echoën haar woorden in mijn hoofd.

Ik had er zelf ook geen gras over laten groeien. Het was allemaal soepel en snel gegaan. Was die directheid een gevolg van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis? Durfde ik meer, omdat ik wist dat ik mijn huidskleur aan mijn zijde had? Ik moest toegeven dat ik bij vrouwen in Nederland omslachtiger opereerde. ‘Waarom richten de zwarte Zuid-Afrikaanse vrouwen over wie jij het hebt zich vooral op westerse witte mannen?’ vraag ik. ‘Waarom houden ze vaak wel afstand tot witte mannen uit Zuid-Afrika zelf?’ Domme vraag. Ik realiseer het me direct.

‘Het probleem met witte Zuid-Afrikaanse mannen is dat zij bijna altijd expliciet racistisch zijn,’ legt Lea uit. ‘Het racisme wint het bij hen meestal van de exotische fascinatie.’ Ik moet denken aan wat Johann mij vertelde over de diepe schaamte die hij lange tijd voelde bij het idee van seks met een zwarte vrouw, hoe lang hij zichzelf niet had toegestaan zwarte vrouwen aantrekkelijk te vinden. ‘Wat overblijft zijn de witte buitenlanders,’ is Lea’s simpele conclusie.

Toch is ook zij een vat vol tegenstrijdigheden. Lea ontkomt evenmin aan de schizofrenie van Zuid-Afrika. Want hoewel ze benadrukt dat ze in haar leven vriendjes met allerlei verschillende huidskleuren heeft gehad, vertelt ze dat ook zij desalniettemin het liefst met een witte man wil eindigen. Ik vind dat vreemd na haar eerdere uiteenzetting en haar tirades op internet.

Maar zij is dat niet met mij eens. Ze komt uit een kosmopolitisch nest, zegt ze, feller dan mij noodzakelijk lijkt. Een voorliefde voor diversiteit zit in haar genen. ‘Als je bij elkaar komt om de goede redenen, kan een interraciale relatie juist heel mooi zijn,’ verduidelijkt ze. ‘Als beide partners van elkaar willen leren, als de een de ander maar niet dwingt om zich weg te cijferen, om zichzelf en zijn achtergrond te ontkennen.’

Daar kan ik het alleen maar mee eens zijn. De filosoof Alain de Botton schreef dat liefde vooral bewondering inhoudt voor de eigenschappen van de geliefde waarvan we verwachten dat ze onze eigen zwaktes en onevenwichtigheden zullen corrigeren. Tegenpolen trekken elkaar aan. Een relatie is leuker als je elkaar kunt stimuleren, en dat doe je niet door het altijd over alles eens te zijn en er precies hetzelfde uit te zien. Ook ik denk dat een relatie extra leuk kan zijn bij verschillende culturele achtergronden van de partners. Maar zei Lea zelf niet dat veel interraciale relaties de broodnodige gelijkwaardigheid ontberen om zo’n proces van wederzijdse aanvulling mogelijk te maken?

Een relatie is leuker als je elkaar kunt stimuleren, en dat doe je niet door het altijd over alles eens te zijn en er precies hetzelfde uit te zien

Ja, ze weet dat de kans op succes ook in haar geval klein is. Als zij ooit een duurzame interraciale relatie weet op te bouwen, dan zal ze een zeldzame uitzondering zijn. Daar is ze zich van bewust. Ze ziet vaak een druk tot zelfontkenning binnen interraciale relaties. Veel witte mannen willen volgens Lea dat hun zwarte vriendin zo min mogelijk zwart overkomt. Zij dient zich bijvoorbeeld wel westers te kleden, naar Amerikaanse muziek te luisteren of Europese literatuur te lezen.

‘Interraciale relaties zijn zelden succesvol, omdat ze vaak nep zijn,’ moppert ze. Helemaal als het om interraciale relaties met witte Zuid-Afrikaanse mannen gaat. ‘Die kunnen je zelfs nog beledigen terwijl zij denken dat ze je een compliment geven,’ lacht ze zuur. ‘Dan vertellen ze je dat je er mooi uitziet… voor een zwarte vrouw. Of dat zij normaal geen zwarte vrouwen daten, maar voor jou een uitzondering maken. Wat denken die lui?’

Lea zwijgt even. Ze kijkt me strak aan. Alsof ze me inspecteert. ‘Toch kunnen ook Europese mannen beledigend zijn, hoor, zonder dat ze het doorhebben,’ zegt ze na een tijdje. Ik bespeur onmiddellijk het verwijt in haar stem. ‘Hoorde ik jou niet eens op een feestje zeggen dat je zwarte vrouwen met ingevlochten haarextensions knapper vindt dan zwarte vrouwen met hun natuurlijke korte kroeshaar?’ Ik geef geen antwoord, maar knik voorzichtig. Ontkennen heeft geen zin.

Lea pauzeert opnieuw. Ze verwachtte misschien dat ik een uitvlucht zou proberen te zoeken. En eerlijk gezegd voel ik die neiging ook. Maar het is waar. Ik heb het gezegd. En niet op één feestje. Ik heb het vaak herhaald. Ik voel het echt zo.

‘Ook jij begrijpt dan dus niet dat zo’n opmerking beledigend is,’ zegt Lea tegen de tijd dat ze beseft dat ik mij beroep op mijn zwijgrecht. ‘Het impliceert dat ook jij graag wilt dat de zwarte vrouwen met wie jij uitgaat zoveel mogelijk op witte vrouwen lijken.’

Ik voel een verdedigende kramp opkomen. Hoe kan ze dat zeggen? Ik racistisch? Kom op, zeg. Hoe komt Lea daarbij? Racisme heeft er niets mee te maken. Ze rukt alles uit zijn verband. Ik moet dat toch duidelijk kunnen maken. Dus hoor ik mezelf, tot mijn eigen verbazing, opeens tegen haar zeggen: ‘Maar Lea, waar heb je het over? Haarstijl, dat is toch gewoon een kwestie van smaak?’

Niels Posthumus. 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons