Palestina - Hebron - Palestijnse vrouw loopt richting checkpoint tegen Joodse nederzetting Beeld: Sam Asaert
Achtergrond

Gepest door soldaten en kolonisten

Inwoners van Tel Rumeida, een wijk in het Palestijnse Hebron, staan onder militaire controle. Confrontaties met soldaten en kolonisten zijn er dagelijkse kost, en Palestijnen die er niet wonen mogen de wijk niet binnen.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
De situatie van Hebron is uniek: het is de enige Palestijnse stad met een Israëlische kolonie in het hart van de oude stad. Om de veiligheid van de kolonisten te garanderen, is er een grote militaire aanwezigheid. Voor de naar schatting achthonderd kolonisten in de Oude Stad zijn er 1500 tot 2000 soldaten, twee per kolonist dus. Bijgevolg werd de stad opgedeeld: H1 staat onder controle van de Palestijnse Autoriteit. H2, waar zowel Palestijnen als kolonisten leven, staat onder Israëlische militaire controle.
We spreken met Ibrahim Abu Ayshe, een 30-jarige leraar Engels die zijn huis in de wijk Tel Rumeida in H2 moest achterlaten om zelf een gezin te kunnen stichten. We treffen Ibrahim in zijn ouderlijk huis. Onderweg hiernaartoe had hij een nare ervaring met de soldaten aan het checkpoint: “Ze begonnen tegen mij te schreeuwen omdat mijn broekriem het alarm deed afgaan. Na mijn identiteitskaart te hebben gecontroleerd mocht ik toch passeren, omdat ik in deze wijk geregistreerd sta.”

Sinds de jaren negentig werd Tel Rumeida steeds moeilijker toegankelijk, maar sinds 2015 mogen enkel nog Palestijnen die als inwoner of eerstegraadsgezinslid van een inwoner van de wijk geregistreerd staan naar binnen. De delen van H2 waar de kolonisten wonen, zijn ook voor de Palestijnse inwoners van de wijk verboden terrein.

Iedereen in deze buurt is weleens aangehouden, gevangengezet of geslagen door soldaten of kolonisten, of op zijn minst slecht door ze behandeld

Palestina – Hebron – IDF Soldaat patrouilleert Joodse nederzetting die uitkijkt op Arabische buurten van Al Khalil Beeld: Sam Asaert

De doden vallen voor het keukenraam

Al snel rinkelt Ibrahims gsm. “Het was mijn vrouw. Ze is bezorgd als ik hier ben. Nu is het wat beter, maar vorig jaar smeekte ze me hier niet op bezoek te komen”, zegt Ibrahim. Tel Rumeida is namelijk geen veilige wijk. Volgens de cijfers van het Hebron Rehabilitatie Comité werden er in 2015 negentien Palestijnen in de Oude Stad gedood door het leger en de kolonisten. Meer dan de helft van de slachtoffers viel in Tel Rumeida en de aangrenzende Shohadastraat.

“Ons keukenraam kijkt uit op een checkpoint en mijn moeder heeft al zeker vier mensen gedood zien worden. Elke keer als ze schoten hoort, vreest ze dat het een van mijn jongere broers is”, zegt Ibrahim. “Iedereen in deze buurt is weleens aangehouden, gevangengezet of geslagen door soldaten of kolonisten, of op zijn minst slecht door ze behandeld.”

“Ik besefte als kind al snel dat onze situatie niet normaal was. Als ik met mijn schoolvriendjes praatte, voelde ik dat ik een ander leven leidde dan zij. Soms lag ik de hele nacht wakker omdat er geschoten werd. Vervolgens stonden we op weg naar school en op de terugweg dagelijks in de rij om onze boekentassen te laten controleren bij het checkpoint. We waren maar kinderen van tussen de zes en de zestien jaar oud. Het is alsof je elke dag in de rij staat op de luchthaven. Op onze terugweg van school werden we vaak geslagen door kolonisten.”

Enkele jaren geleden kon Ibrahim net op tijd wegspringen toen een van de kolonisten hem probeerde aan te rijden. Ergens anders in Hebron was namelijk een aanval op een kolonist gepleegd en Ibrahim kwam op weg naar huis per ongeluk in een protestbetoging van de kolonisten terecht. “Ik probeerde te ontkomen, maar ze omsingelden me. Ze sloegen me, riepen naar me en bespuugden me. De soldaten kijken gewoon toe terwijl je vernederd en mishandeld wordt, maar als je reageert of ook maar een hand optilt naar een van hen, word je er onmiddellijk van beschuldigd dat je een kolonist aanvalt. De wet in H2 wordt uitgemaakt door een humeurige soldaat en een liegende kolonist”, zegt Ibrahim.

Het recht van de sterkste

De honden van de soldaten omsingelden mij terwijl de kolonisten en een van de soldaten tegen mij schreeuwden

Ook de soldaten vormen een gevaar voor de inwoners van Tel Rumeida. Een van Ibrahims ergste incidenten viel voor in 2009 toen hij aan het studeren was voor zijn eindexamens van de universiteit. “Ik ging ’s avonds rond elf uur nog snel sigaretten kopen en op weg terug naar huis werd ik tegengehouden door een stuk of zes soldaten die hun geweren op mijn gezicht richtten. Ze vroegen me mijn kleren uit te doen zodat ze me konden controleren, maar het was middenin in de winter. Het regende hard en het was erg koud. Ik vroeg dus of ik ergens beschut kon gaan staan om mijn kleren uit te doen.”

“De soldaten weigerden. Ze begonnen me te slaan en duwden me op de grond. De straat naar mijn huis is heel steil en verandert met regen in een waterval. Daar lag ik dus in het water, terwijl de soldaten me sloegen en schopten en in het Hebreeuws tegen me schreeuwden. Ik begon ook te schreeuwen en al snel kwam de hele buurt naar buiten. Toen mijn vader de soldaten vroeg wat ik gedaan had, beweerden ze dat ik hen geslagen had, hoewel je meteen zag dat dat niet klopte. Mijn vader belde hun commandant en de Israëlische politie.”

“De commandant beweerde dat zijn soldaten nooit logen, dus we moesten wachten tot de politie er was. Ik was helemaal doorweekt en werd op straat op een metalen stoel vastgebonden. Mijn familie kon er niet bij, want ze mogen niet in de kolonie komen. De honden van de soldaten omsingelden mij terwijl de kolonisten en een van de soldaten tegen mij schreeuwden. Terwijl ik daar zat, hoorde ik de soldaten overleggen over het verhaal dat ze aan de politie zouden ophouden.”

Palestina – Hebron – IDF soldaten aan het werk in Al Khalil Beeld: Sam Asaert

Het was een van de ergste incidenten met soldaten, maar ik heb er zoveel gehad dat ik ze me soms moeilijk kan herinneren

“Mijn vader bleef vijfhonderd meter verderop de politie bellen, maar het duurde erg lang voor die er was. De politie geloofde mijn kant van het verhaal, maar waarschuwde ons dat we het in de rechtszaal nooit zouden winnen van de soldaten.” Terwijl de kolonisten in H2 onder de civiele Israëlische wet vallen, ondanks het feit dat hun aanwezigheid in de Westelijke Jordaanoever illegaal is, worden de Palestijnen onder de militaire wet berecht. Een militaire rechtbank zou in dit geval dus moeten oordelen over Ibrahims zaak tegen soldaten.

Omdat Ibrahim gevangenisstraf riskeerde en de zaak bij voorbaat al verloren was, besliste het gezin er niet mee door te gaan, maar dat betekende dat Ibrahim zich moest excuseren tegen de legercommandant en de soldaten. “Dat weigerde ik. Zij moesten hun excuses aan mij aanbieden! Uiteindelijk heeft mijn vader in mijn en zijn naam excuses aangeboden. Om 3 uur ’s nachts werd ik eindelijk losgelaten. Ik was volledig verkleumd en ben daarna vier dagen ziek geweest. Achteraf treiterden de soldaten me steeds door me een week lang uren vast te houden bij het checkpoint. Zo wilden ze me straffen”, zegt Ibrahim.

“Ik kan moeilijk accepteren dat mijn oude vader zich moest verontschuldigen voor iets wat noch hij noch ik gedaan had. Het is onrechtvaardig en oneerlijk, maar in vergelijking met andere dingen valt het nog mee: ik werd niet gevangengezet, mijn ouders werden niet geslagen, achteraf was ik veilig. Ik heb eigenlijk geluk gehad. Het was voor mij persoonlijk een van de ergste incidenten met soldaten, maar ik heb er zoveel gehad dat ik ze me soms moeilijk kan herinneren.”

Met leegstand breidt de kolonie uit

Het dreigende geweld van militairen en kolonisten en de beperkte bewegingsvrijheid deed de economie van de oude stad kelderen. Volgens de cijfers van het Hebron Rehabilitatie Comité werden 512 winkels gesloten op militair bevel en sloten 1100 winkels omdat er door de moeilijke omstandigheden te weinig klanten waren. Tel Rumeida heeft één klein winkeltje.

Goederen naar je huis in Tel Rumeida krijgen, is geen sinecure. Hoewel de kolonisten er met de auto mogen rijden, mogen de Palestijnse inwoners van de wijk dat niet. “Mijn vader is taxichauffeur, maar zijn auto moet al achttien jaar lang een halve kilometer van ons huis staan”, zegt Ibrahim. “Alles wat we de buurt willen binnenbrengen, moeten we op onze schouders dragen. Vooral voor voedsel en gastanks is dat problematisch. Grotere zaken moet je coördineren met de soldaten, want die kunnen niet door het draaihek van het checkpoint.”

“Als je uit de wijk wil verhuizen maken ze het je gemakkelijk, maar wil je hier komen wonen, dan moet je werkelijk alles dragen. Alle buren verzamelen dan om te helpen. Iedereen hier is steeds heel blij met nieuwe buren, want leegstand is gevaarlijk. Dan komen de kolonisten dichterbij en breiden ze uit. Daarom aarzelen we altijd om ons huis achter te laten. Zo was er eens een bruiloft van mijn neef in Ramallah waar we vier dagen heengingen. Toen we terugkwamen, troffen we kolonisten aan die ons huis probeerden binnen te komen omdat ze dachten dat het leeg was komen te staan. Dat gebeurt vaak als mensen twee, drie dagen weggaan.”

Wachten op de ambulance

Ook voor mensen die ziek zijn of op bevallen staan is H2 geen goede plek. Het kan lang duren voor een Palestijnse ambulance de wijk binnen mag, waardoor bewoners er vaker voor kiezen mensen in een spoedgeval naar een plek te dragen waar ze een taxi kunnen nemen. “Zo zijn we vorig jaar een buurman kwijtgeraakt”, zegt Ibrahim. “Het checkpoint was dicht omdat er rellen waren in de nabijgelegen buurt Bab-Al Zawiya. Net toen mijn buurman een hartaanval kreeg.”

“Hij had dringend hulp nodig, maar toch mochten we het checkpoint niet door. We moesten met de buurman over een muur klimmen. Het duurde meer dan twintig minuten om hem uit de wijk te krijgen en zo zijn we hem kwijtgeraakt. Nog voor we hem in de taxi naar het ziekenhuis konden zetten, stond zijn hart stil en stopte hij met ademen”, zegt Ibrahim. “Zo is het leven in Tel Rumeida. Het lijkt vaak normaal, maar het kan in een seconde omslaan.”

Geen bruid of bruidegom uit Tel Rumeida

Ik zou het wel op mijn manier doen en wachten tot ik een meisje tegenkwam dat wel in Tel Rumeida wilde wonen

Ondanks alle problemen houdt Ibrahim van zijn wijk: “Deze buurt is mijn thuis. Dit is waar ik voetbalde en verstoppertje speelde als kind. Ik ken hier iedereen. Een van de voordelen aan het gesloten karakter van de buurt is dat de buren als familie zijn. Waar ik nu woon in H1, ken ik niemand. Ik heb niet het gevoel dat ik er thuishoor en ik mis mijn ouders. Ik bel ze elke dag.”

Ibrahim had echter weinig andere keuze dan zijn buurt te verlaten. Toen hij na zijn afstuderen aan trouwen begon te denken, bleek al snel dat dat niet zou lukken als hij in Tel Rumeida bleef wonen. “Mijn moeder ging op zoek naar een vrouw voor mij en als ik een meisje zag dat me wat leek, dan stuurde ik mijn moeder op haar af. Zo heeft ze meer dan een jaar gezocht. Ze bezocht zeker vijftien huizen, maar iedereen weigerde zodra ze hoorden dat ik in Tel Rumeida woonde. Mensen vinden het te gevaarlijk en zien het bovendien niet zitten dat ze hun dochter moeilijk kunnen bezoeken.”

Na een jaar huurde Ibrahim een huis net buiten het checkpoint: “Mijn moeder zocht weer anderhalf jaar, maar de families die ze bezocht vonden het nog steeds te gevaarlijk omdat het zo dichtbij Tel Rumeida en het checkpoint was. Bovendien wilden veel families mij niet als echtgenoot, ongeacht waar ik zou gaan wonen, omdat ze niet wilden dat hun dochter in Tel Rumeida op bezoek zou komen. De hele situatie maakte me erg verdrietig dus ik vroeg mijn moeder te stoppen met zoeken. Ik zou het wel op mijn manier doen en wachten tot ik een meisje tegenkwam dat wel in Tel Rumeida wilde wonen”, aldus Ibrahim.

Families zijn trots als ze veel huwelijksaanzoeken krijgen voor hun dochter, maar niemand komt een bruid zoeken in Tel Rumeida

Uiteindelijk stelde Ibrahims vader hem voor aan de familie van een vriend die vroeger zelf met zijn gezin in Tel Rumeida woonde. “De dochter en ik vonden elkaar leuk en van de familie mochten we trouwen op voorwaarde dat we buiten Tel Rumeida zouden gaan wonen. Ondertussen hebben we samen een dochtertje en bezoeken we mijn familie een keer of twee per week. Ook twee van mijn broers moesten buiten Tel Rumeida gaan wonen om te kunnen trouwen.”

“Mijn moeder was ontzettend bezorgd dat ik niet zou kunnen trouwen. Ik zag haar erom huilen. Nu is ze bezorgd om mijn jongere broers en vooral om mijn zus, want voor meisjes is het nog moeilijker. Mannen mogen eropuit trekken om een vrouw te zoeken, maar voor vrouwen is het niet toegestaan om te laten blijken dat ze willen trouwen. In onze cultuur is het beschamend dat een meisje ook maar denkt aan jongens of trouwen. Families zijn trots als ze veel huwelijksaanzoeken krijgen voor hun dochter, maar niemand komt een bruid zoeken in Tel Rumeida.”

“De familie van de man zoekt een bruid, dus wij kunnen niet zelf op zoek gaan naar een echtgenoot voor mijn zus. De moeders van de jongens kunnen onze wijk niet binnen en zelfs als ze dat zouden kunnen, zouden ze het nooit in hun hoofd halen hier te komen zoeken. Niemand heeft interesse om een band te hebben met deze buurt. De kans dat mijn zus gaat trouwen is heel klein. Het is een groot taboe waar mensen jammer genoeg niet over praten. We hebben een gezegde dat een ongetrouwde vrouw in huis een bron van schaamte is. Zeker naarmate ze ouder wordt.”

Ieder in zijn kooi

Ik heb het gevoel dat ik in een kooi zit en mijn ouders in een andere kooi

Zeker als de situatie in Tel Rumeida gespannen is, heeft Ibrahim het er lastig mee dat hij zijn geliefde buurt moest achterlaten: “Een tijd geleden kreeg ik ’s nachts te horen dat er een Palestijn was doodgeschoten in Tel Rumeida. Ik belde mijn ouders, bang dat het mijn broer was. Mijn vrouw heeft toen alles op slot moeten doen om te voorkomen dat ik naar onze buurt zou stormen. Als zoiets voorvalt, sluiten ze het checkpoint en mag niemand de buurt in of uit. Het is moeilijk voor mij dat ik op zulke momenten niet naar mijn familie kan. Ik heb het gevoel dat ik in een kooi zit en mijn ouders in een andere kooi.”

Volgens cijfers van de Israëlische ngo B’Tselem trokken sinds 1994 meer dan duizend families, 42 procent van de inwoners, weg uit H2. Ondertussen neemt het gevoel van onveiligheid in Tel Rumeida alleen maar toe. “Het wordt hier steeds gevaarlijker. De kolonie breidt uit en er komen steeds meer checkpoints en soldaten. Zelfs mijn vader, die ik nooit eerder heb horen spreken over vertrekken, zei vorig jaar: ‘Misschien zullen we nu moeten vertrekken. De situatie wordt moeilijker en we worden steeds meer omsingeld door de kolonie’.”

“Als de Arabieren omsingeld zijn, is het makkelijker hen te controleren en van ze af te komen. Kijk maar naar Gaza, dat volledig omsingeld is”, zegt Ibrahim. Een andere reden waarom mijn vader aan vertrekken denkt, is omdat mijn zus anders niet kan trouwen. Zelf voel ik me een lafaard omdat ik vertrokken ben, want het is beter je te verzetten door te blijven. Ik was trots dat ik hier woonde, want ik was een samidoon, iemand die zich verzet door te blijven. Tegen vrienden in H1 zei ik toen altijd: ‘Ik hou jullie veilig. Als ik vandaag vertrek, is de kolonie morgen naast jullie huis’.”

Dit artikel en deze fotoreeks kwamen tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons