Achtergrond

Nijntje en het Marokkanen probleem

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Het integratiedebat was deze week weer terug van weggeweest. “Nederland heeft onmiskenbaar een Marokkanenprobleem”, aldus Wilders. En dus zat Nederland weer ouderwets met een biertje voor de buis te kijken naar politici die praten over Marokkanen. Stagiaire Joanne trapte er niet in en ging vooral kletsen met haar buurtjes uit het buitenland.

“College in, college uit heb ik gehoord over integratieproblematiek. Over botsingen tussen bevolkingsgroepen in onze multiculturele samenleving. Neem nou de Marokkaan. Ik heb geleerd dat ‘zij’ niet net zo hoeven te worden als ‘wij’. Maar laten we er geen doekjes om winden: blijkbaar is er een probleem. Marokkanen blijven een issue in dit land. Het Marokkanendebat bleek weinig uit te halen en eigenlijk vind ik dat niet zo verrassend. Je kan wel over ze blijven praten, maar wat weet je er eigenlijk van af als je ze niet gewoon een keer ontmoet?

Dus klopte ik aan bij de VoorleesExpress, een project waarbij kinderen met een taalachterstand worden voorgelezen door vrijwilligers. Ik zag een ingang om mensen thuis te kunnen ontmoeten. Er werd mij uitgelegd dat voorlezen de taalontwikkeling van kinderen stimuleert. Bovendien “levert het een bijdrage aan de sociale integratie van allochtone kinderen in Nederland”. Als antropoloog in wording klinkt dat wel erg lekker in de oren.

Dat voorlezen leek mij wel een goed project. Misschien zou ik zo mijn steentje kunnen bijdragen aan dat hele integratieverhaal. Als kinderen de taal maar leren, dan komen ze een heel eind. Wij Nederlanders zijn groot gebracht met Nijntje en Jip & Janneke en ik denk dat het zo zijn voordelen heeft. Bij de verhaaltjes pik je de nodige normen en waarden op en de woordenschat wordt aanzienlijk vergroot. Dus verdiepte ik mij vol goede bedoelingen in de kinderboekenwereld en maakte ik kennis met mijn voorleesgezin. Wist ik veel wat mij te wachten stond.

“De dierentuin, riep Nijntje uit. Hoi hoi, dat vind ik fijn!” Ik heb het eindeloos vaak voorgelezen aan Samir (4) en Razzouk (3), mijn voorleesjongetjes. Elke week een uurtje, dan leren ze steeds een beetje beter Nederlands. Moeder Naïma profiteert ook mee, want woorden als ‘lammetje’ en ‘stoep’ zijn nieuw voor haar. Ik sta versteld van haar leergierigheid.

Als ik aanbel, staan de jongens vaak al met hun neus tegen het raam geplakt. Na een hoop gegil en een zoektocht naar de sleutel, word ik hartelijk begroet. Twéé zoenen, geen drie. En bij de laatste hou je ’m een telletje langer vast. Zo gaat dat in Marokko, heb ik geleerd. Als Samir al de grote tas met boeken aansleept, wordt hij bestraffend toegesproken: “Là, Samir, là! Éérst beetje kletsen en thee drinken.” Ik krijg muntthee, met veel suiker. Ze houdt de theepot bij het schenken zo hoog mogelijk, als blijk van gastvrijheid. “Hoe gaat het met jouw man? En familie? Met werken?” Nee, een uurtje per week moet je niet te letterlijk nemen.

Na een hoop geknuffel en af en toe een kleine vermaning – jongetjes van drie schijnen decolletés al heel interessant te vinden – neem ik afscheid van de familie. Maar niet voor dat ik een tas vol met theezakjes, chips en blikken knakworst (“gekregen van een vriend, mogen wij niet eten”) heb aangenomen. Boodschappen hoef ik niet meer te doen sinds mijn voorleesproject, want dit is een wekelijks ritueel. Een vorm van dankbaarheid.

De week erop geloof ik mijn ogen niet: “Ploep….ploep….ploep….” Een onthoofd schaap aan een touw hangt aan de deur van hun woonkamer, het bloed druppelt na in een emmer. Vader Aziz kijkt me stralend en vol trots aan. Ik kan mijn walging moeilijk verbergen, maar Samir en Razzouk lijken nergens last van te hebben: “Juf! Juf! Wij hebben een schaap! Kijk dan!” Wat een helden. Het offerfeest staat voor altijd in mijn geheugen gegrift.

En dat niet alleen. De Marokkaanse gastvrijheid verovert een plek in mijn hart en langzaam zijn mijn ideeën over integratie en taalontwikkeling wat naar de achtergrond geschoven. Ideeën zijn namelijk maar ideeën, waarbij je zo lekker veilig abstract en theoretisch kan blijven met elkaar. Zonder dat je die Ander per se hoeft te ontmoeten. Eerlijk is eerlijk, ik heb ervan gesmuld, van die colleges over burgerschap en zo… Burrrgerrrschap, met de Leidse R.  Maar nu val ik met mijn neus in de couscous, kiptajine, groenteschotel, lamspiesjes en alsof we nog niet vol zijn, óók nog een verse cake toe. En dan vraag ik me af wanneer ik voor het laatst zo gul ben geweest.

Als ik bij mijn voorleesgezin ben, voelt al dat praten over inburgeren en integratie gewoon een beetje krampachtig. Naïma is min of meer mijn buurvrouw, met wie ik sinds kort een stukje van mijn leven deel. Ze leert me muntthee maken, terwijl we praten over haar nieuwe baan. Samir vertelt wat hij op school gedaan heeft. Ik leer Razzouk tellen, terwijl hij mij uitlegt wat ‘opa’ in het Arabisch is. Papa kijkt glimlachend toe en vraagt even later wanneer ik weer eens kom eten met mijn man. En je zus mag ook komen, en ouders, en vrienden. Allemaal gezellig komen en kletsen.

Een wel heel erg harmonieus plaatje? Ja, misschien wel. Het samen leven in mijn multiculturele buurtje gaat eigenlijk prima zo. Mijn ‘witte-neuzen-wijsheid’ over integratiebeleid is geen moment nodig geweest. Hun open hart en huis, mijn wil om af en toe een boekje voor te lezen en wat van mijn tijd te geven. Het lijkt een bouwsteentje te zijn voor wat een ‘gezonde samenleving’ wordt genoemd. Zo’n Marokkanendebat blijkt met een sisser af te lopen. Maar waar Nijntje al niet goed voor is, dat blijft je verbazen.”

 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons