Achtergrond

Waarom beschermen we de Syrische bevolking niet tegen Assad?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Bashar al-Assad zit comfortabel op zijn stoel tijdens een interview met Nieuwsuur. Zijn land is verwikkeld in een burgeroorlog sinds hij in 2011 een burgeropstand neersloeg. Met hulp van Rusland en Iran vecht de Syrische president succesvol voor zijn macht en tegen een groot deel van zijn bevolking. Mensen proberen massaal te ontkomen aan het oorlogsgeweld, met als resultaat de vluchtelingenstroom naar Europa en buurlanden Jordanië, Turkije en Libanon. Assad zorgt met onder andere vatenbommen voor de meeste burgerdoden in zijn land, maar de Syrische president reageert rustig op de vragen van Nieuwsuur. Wat vindt Assad van buitenlandse bemoeienis? "Wij zijn een soeverein land. Of de president nou deugt of niet. Dit is een Syrische aangelegenheid."

De soevereiniteit van een staat is het grootste excuus van dictators

Een week eerder in een bijzaaltje van het Europees Parlement in Brussel maakt Markus Löning, de voorzitter van de liberale mensenrechtencommissie, zich druk over dit soort gedrag: “De soevereiniteit van een staat is het grootste excuus van dictators” om kritiek en inmenging van buitenaf tegen te houden. “Dit is ons land, bemoei je er niet mee.” Voor Löning houdt de soevereiniteit van een staat op als de staat zelf op grote schaal mensenrechten schendt: “De waardigheid en rechten van het individu kunnen geen onderwerp van debat zijn. De rechten van het individu begrenzen die van de staten.” Löning opent een door Liberals International georganiseerde discussie over de toekomst van de Responsibility to Protect (R2P).

Verantwoordelijkheid om burgers te beschermen
Een land is in eerste instantie zelf verantwoordelijkheid voor de bescherming van de eigen bevolking tegen ernstige mensenrechtenschendingen. Maar soms doet zich een situatie voor waarin een land daar niet toe in staat is of wil zijn. Sterker nog, de staat kan een bedreiging zijn voor de eigen bevolking, zoals nu het geval is in Syrië. Volgens de R2P-doctrine gaat dan de plicht om de bevolking te beschermen van de staat over op de internationale gemeenschap. Die moet gepaste actie ondernemen. De massamoorden in Rwanda en Darfur waren aanleiding om te komen tot een breed gedragen concept om grootschalige gruweldaden in de toekomst te voorkomen. In het uiterste geval kan, met instemming van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN), overgegaan worden tot militaire actie.

Belangrijke oorzaak van deze terughoudendheid was de Amerikaans-Britse interventie in Irak in 2003

In 2005 stemden tijdens een VN-top maar liefst 170 landen in met de R2P-doctrine. Maar van begin af aan zag de internationale gemeenschap in de praktijk weinig heil in deze militaire interventies op humanitaire gronden. “Een belangrijke oorzaak van deze terughoudendheid was de Amerikaans-Britse interventie in Irak in 2003, die veel kritiek had uitgelokt”, schrijft defensie-expert Kees Homan van Clingendael in Atlantisch Perspectief. “Zo vreesden kleine landen dat het recht op humanitaire interventie door de grote landen misbruikt zou worden voor motieven van nationaal belang.”

Militaire actie tegen Ghadaffi
Die terughoudendheid kwam tijdelijk ten einde toen Libische leider Ghadaffi het tijdens de ‘Arabische Lente’ wel erg bont maakte. Van de Arabische Liga tot de VN-Veiligheidsraad was er consensus: De burgers moesten beschermd worden tegen Ghadaffi's wijdverspreide en systematische aanvallen. In de Veiligheidsraad stemden Rusland en China in met beperkte militaire actie om humanitaire redenen, maar zij waren niet te spreken over het uiteindelijke resultaat: regime change. Met het einde van het tijdperk Ghadaffi hadden Rusland en China niet ingestemd. Sindsdien is de internationale gemeenschap terug bij af. Schuchter met hun bemoeienis om burgers te beschermen.

Welke landen?

 

“Overheden en de internationale gemeenschap hebben vaak gefaald misdaden te voorkomen of te stoppen, waaronder genocide, oorlogsmisdaden, etnische zuiveringen en misdaden tegen de menselijkheid”, schrijft de International Coalition for Responsibility to Protect. De crisissituaties in onderstaande landen zijn aanleiding geweest voor ngo’s, de VN, en/of diverse nationale en regionale organisaties om een beroep te doen op R2P: 
Birma, Centraal Afrikaans Republiek, Ivoorkust, Darfur, Democratisch Republiek Congo, Gaza, Guinee, Kenia, Kyrgyzië, Irak, Libië, Mali, Nigeria, Zuid Sudan, Sudan, Sri Lanka, Syrië, Zimbabwe.

Waarom heeft de internationale gemeenschap wel ingegrepen in Libië, vraagt de Bulgaarse Europarlementariër Ilhan Kyuchyuk (ALDE) zich af, maar niet in bijvoorbeeld Syrië, Jemen en Burundi? “Dubbele standaarden”, antwoordt hij op zijn eigen vraag. “In Burundi zijn dit jaar nog maar tussen de 300 en 400 doden gevallen, maar dat kunnen er in honderdduizenden worden”, zegt de Macedonische politicus en LI-voorzitter Emil Kirjas. “Waarom we niet ingrijpen in Burundi? Omdat het Burundi is. Het interesseert ons niet.

Internationale onmacht
“Migratie, terrorisme, klimaatverandering. Het zijn allemaal internationale vraagstukken”, wijst de Libanese parlementariër Kodr Habib naar grote verantwoordelijkheden die op het bordje liggen van de internationale gemeenschap. “Het probleem is op al die dossiers dat we niet op tijd in actie komen, omdat we allemaal onze eigen problemen hebben binnen onze eigen democratieën. Van Libanon tot Frankrijk.”

Het medicijn zou in Syrië erger zijn dan de kwaal

Dat er niet militair is ingegrepen tegen Assad heeft niet alleen te maken met internationale onwil en stroperige besluitvormingsprocessen. Volgens Angela Patnode lag ingrijpen in Libië militair gezien meer voor de hand dan in Syrië. Patnode is van de International Coalition for the Responsibility to Protect (ICRtoP), een alliantie van ngo’s die zich hard maakt voor R2P. “Libië is grotendeels woestijn, terwijl Syrië veel dichtbevolkte gebieden en steden heeft, waardoor het risico op burgerslachtoffers veel groter is. Het medicijn zou in Syrië erger zijn dan de kwaal.”

In het hart, maar niet in het handelen
Het idee om burgers te beschermen tegen grootschalig geweld kan op veel sympathie rekenen. R2P zit in het hart van veel betrokkenen. Maar het schort aan het handelen. De interventie in Libië heeft niet goed uitgepakt, we zijn erg selectief in de toepassing van R2P en het vetorecht van permanente leden blokkeert besluitvorming in de Veiligheidsraad. Is R2P dood sinds Libië? “Ik hoor de vraag vaak”, zegt Löning van Liberals International. “Na ‘Libië' faalden De Verenigde Naties in Syrië. En ook in Oekraïne. Maar we moeten optimistisch zijn. En kijken waar politieke actie nodig is.”

Maar is R2P nog wel op te lappen? De VN hervormen is een vaak gehoorde oplossing voor allerlei wereldse problemen. Zo ook voor R2P. De Veiligheidsraad is nog steeds gebaseerd op de machtsverhoudingen van vlak na de Tweede Wereldoorlog. De winnaars van toen zijn nu de permanente Veiligheidsraadleden van nu. Amerika, Rusland, China, Frankrijk en Groot-Brittannië kunnen met hun veto de besluitvorming over genocide, etnische zuivering en oorlogsmisdaden blokkeren. Daarom oppert Clingendael in een beleidsadvies over R2P de Responsibility Not to Veto. Neem verantwoordelijkheid, en gebruik in die gevallen het veto niet. Het is echter de vraag of de Russische president Poetin gevoelig is voor een dergelijk moreel appèl. Hetzelfde geldt voor China, dat niet happig is op bemoeienis van buitenaf. Daarom zou de Algemene Vergadering van de VN de regie moeten nemen als in ernstige situaties de besluitvorming in de Veiligheidsraad vastloopt op veto’s.

De VN zijn helemaal niet zo stil als in de jaren negentig, toen zich het drama in Rwanda voltrok

De besluitvorming van de VN loopt overigens niet compleet vast. “De VN zijn helemaal niet zo stil als in de jaren negentig toen zich het drama in Rwanda voltrok”, nuanceert Patnode van de ICRtoP. Er is volgens haar wel degelijk actie ondernomen in Syrië, zoals sancties tegen het regime van Assad en andere politieke en diplomatieke druk van onder meer de Arabische Liga. Onder leiding van Sigrid Kaag ruimde VN-organisatie OPCW de voorraad chemische wapens van Assad grotendeels op, zodat hij ze niet meer kon inzetten tegen de bevolking van Syrië. Humanitaire interventie is slechts het uiterste middel om burgers te beschermen tegen massaal geweld, benadrukt Patnode.

Verantwoordelijkheid om te voorkomen
In het beleidsadvies over R2P wijst Clingendael er op dat in het debat over R2P de nadruk te veel ligt op de reactie op misdaden. Daarbinnen vernauwt de discussie zich volgens Clingendael bovendien te veel naar het mogelijke resultaat van militaire interventie: regime change, zoals in Libië. Als er militair ingegrepen wordt tegen een regime dat zich schuldig maakt aan grootschalig geweld tegen de eigen bevolking, dan is het overigens niet zo vreemd dat dat kan leiden tot het einde van dat regime. In zo’n geval is er de Responsibility to Rebuild. De verantwoordelijk van de internationale gemeenschap om het land te helpen bij de wederopbouw na de verwoesting en chaos van oorlog. De prioriteit moet volgens Clingendael liggen bij de Responsibility to Prevent. Grootschalig geweld tegen burgers kan worden voorkomen door het opstellen én respecteren van normen op het gebied van mensenrechten. 

R2P bloeit, grote veranderingen vinden plaats in kleine stapjes

Patnode toont zich optimistisch: “R2P bloeit. Grote veranderingen vinden plaats in kleine stapjes.” Patnode ziet onder mensen, ngo’s en individuele politici de bereidheid groeien om zich in te zetten voor de bescherming van burgers tegen grootschalig geweld. Volgens Patnode is R2P niet dood. Het probleem zo presenteren doet volgens Patnode geen recht aan het probleem. “R2P is een norm, geen strategie. Het is framing dat R2P gefaald heeft. De internationale gemeenschap heeft gefaald.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons