Achtergrond

Veertien jaar tussen slecht en nog heel veel slechter

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

“Onder geen beding.” Onze veiligheidsadviseur had niet duidelijker kunnen zijn. Ik mocht mijn voormalige SNV-collega’s in Maroua, een stad in het noorden van Kameroen, niet vertellen dat ik zou komen.

Na veertien jaar, eindelijk terug naar de regio waar ik drie jaar met heel veel plezier woonde, samen met mijn dochter die toen nog een baby was. Ondertussen is het vriendelijke, stoffige stadje aan de rand van de Sahel het afgelopen jaar drie keer getroffen door een zelfmoordaanslag. Het gehele noorden van het land is naar verluidt geïnfiltreerd met sympathisanten van de gewelddadige terreurbeweging Boko Haram, en wellicht zelfs strijders. Lange tijd mochten blanken überhaupt niet naar Maroua. Het nachtmerriescenario voor elke hulporganisatie en de hoofdprijs voor Boko Haram is de ontvoering van hulpverleners. Desondanks mag ik komen, maar alleen onder zeer strikte voorwaarden en enkel voor een ultrakort verrassingsbezoek.

Het hart lijkt uit het stadje te zijn verdwenen

Maar Boko Haram heeft ernstiger zaken op het geweten. Net als in buurland Nigeria, waar een voedselcrisis van ongekende omvang dreigt, hebben velen in het noorden van Kameroen nauwelijks te eten. Dit geldt zeker voor de ontheemden uit de grensstreek waar Boko Haram het onmogelijk maakt akkers te bewerken of oogst van het land te halen.Het vliegveld is opvallend rustig als wij landen. De aanwezigheid van jeeps met bewapende militairen verraadt dat Maroua niet hetzelfde is als het Maroua dat ik eind 2002 verliet. Alles wat het stadje leuk maakte, blijkt verdwenen. De kleurige vrolijke markt in het centrum is een plek geworden die je moet vrezen, met zijn aantrekkingskracht voor zelfmoordterreur. De wegen zijn niet onderhouden en nauwelijks meer begaanbaar. Na acht uur ’s avonds mogen geen bromfietsen meer op straat, omdat de autoriteiten denken dat Boko Haram zich op die vervoersmiddelen verplaatst. Maar na acht uur zijn niet alleen de bromfietsen thuis, het is er dan onheilspellend stil. Het terras van het vroeger altijd levendige restaurant Porte Mayo, verzamelplaats voor ontwikkelingswerkers en toeristen, is leeg. En ook het hotel heeft geen gasten. Het hart lijkt uit het stadje verdwenen te zijn.

We slapen in Maroua, daarbuiten wordt het risico op ontvoering rap onaanvaardbaar groter. Om een goede indruk te krijgen van de problemen, moeten we heen en weer. Meme ligt zo’n 60 kilometer verder naar het noorden en op luttele kilometers van de Nigeriaanse grens. In korte tijd stroomden ruim 16.500 vluchtelingen het stadje binnen dat zelf 64.000 inwoners telt. Een enkele gelukkige heeft een tent te pakken te krijgen, de anderen wonen in van afvalmaterialen gemaakte krotten. De echte pechvogels leven onder een boom. Een waterketel bungelt dramatisch aan een tak, als ware de acacia een keukenkastje.

Op de markt van Meme brachten onlangs twee jonge meisjes zichzelf tot ontploffing

De bewoners van Meme worstelen met de gevolgen van de grote toestroom aan mensen. De gezondheidspost kampte al met problemen toen alleen nog voor de eigen inwoners gezorgd moest worden, er was nauwelijks genoeg drinkwater en de klaslokalen waren al vol. Maar de traditionele dorpschef, de Lamido, is helder: “Hun huizen zijn verbrand, deze mensen zijn verjaagd, wij zullen helpen, hoe moeilijk dat ook voor ons is.” Ik luister bewonderend naar hem, met in het achterhoofd de hindernissen die het rijke Europa tegen vluchtelingen opwerpt. Op de markt van Meme brachten onlangs twee jonge meisjes zichzelf tot ontploffing. 25 dorpelingen vonden de dood. “We hebben uren gewerkt, pas om elf uur ’s avonds begroeven we de laatste”, vertelt Sa Majesté de Lamido van Meme zichtbaar gekweld.

In 2002 woonde een bont palet aan westerse ontwikkelingswerkers in Maroua. Vele miljoenen werden geïnvesteerd in de bevordering van fatsoenlijk lokaal bestuur, het behoud van de nationale parken en goed gebruik van de schrale landbouwgronden. Ik vraag me af wat er over is van de ogenschijnlijk zo slimme corridors voor het groot wild om tussen de nationale parken te kunnen bewegen, de alternatieve landbouwtechnieken in plaats van de jacht op olifanten en leeuwen, de ondersteuning aan lokale ministeries om hen te leren hoe je een nationaal park beheert.

Veertien jaar, tussen ons vertrek uit Maroua in 2002 en mijn terugkeer in 2016. Het noorden van Kameroen werd louter slechter, tot op het punt dat de bewoners van de Great North nu massaal honger lijden en zonder noodhulp van buiten niet overleven.

“Je doet er nu niet weer veertien jaar over om terug te komen hè”, vraagt Bah Manga indringend. Ik durf hem niet te vertellen dat ik bang zou zijn wat ik over veertien jaar hier aantref.  

Tineke Ceelen werkte van 2000 t/m 2002 voor SNV in het noorden van Kameroen. Ceelen leidde in de 2 noordelijkste provincies van het land ontwikkelingsprojecten op het kruispunt van goed lokaal bestuur en bescherming van natuurlijke hulpbronnen. In 2014 is zij inmiddels directeur van Stichting Vluchteling, en houdt zich bezig met noodhulp.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons