‘Ontwikkeling is herverdeling van macht’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
INTERV_alan fowler
Illustraties: Paul van der Steen

Ongeveer eens in de twee maanden is Alan Fowler in Nederland. Dan gaat hij in elk geval naar het Institute of Social Studies (ISS), waar hij hoogleraar civil society is. En dit jaar komt hij ook voor een speciaal project waarvan Fowler met zijn ISS-collega Kees Biekart de coördinator is: het opzetten van een internationaal verband van persoonlijkheden die hun sporen verdiend hebben op het snijvlak van wetenschap en sociale actie. Een kerngroep van acht personen werkt aan een visie op civic driven change (zie kader).

Tegelijkertijd is Fowler actief bezig met het debat over complexity theory als basis voor een nieuwe manier van denken. Tegelijkertijd, want hij heeft het paper wat hij daarover schreef in 2007 bewust niet ingebracht in het bovengenoemde Civic Driven Change Initiative: 'Het moet zijn eigen denkproces vinden.'

De publicatie van dat paper en onlangs van een korter artikel over complexity theory in The Broker, was voor Alan Fowler de culminatie van tientallen jaren ervaring in het ontwikkelingsveld als ontwikkelingswerker, consultant, adviseur en wetenschapper, en van een denkproces dat ongeveer net zo lang duurde. Al jaren geleden kwam hij op het pad van de complexiteitstheorie, die vanuit de natuurwetenschappen allerlei sociale toepassingen kreeg, bijvoorbeeld in de economie. Maar de tijd was nog niet rijp om zulke ideeën ook toe te passen op de ontwikkelingssamenwerking. 'Nu is dat anders. Nu lijkt er een meer ontvankelijke atmosfeer te zijn voor het uitwerken hiervan', zegt Fowler. Hij wijst op het feit dat ook andere gerenommeerde wetenschappers in bijvoorbeeld Groot-Brittannië met vergelijkbare projecten bezig zijn.

Alan Fowler protretCV Alan Fowler
Alan Fowler werd in 1947 geboren in het centrum van Londen. Zijn vader werkte bij de Royal Mail. 'En toen was het nog zo dat je ging doen wat je vader deed.' Dus Fowler ging met zestien jaar het leerlingenstelsel in. Hij werd electrical engineer en werkte jarenlang voor een bedrijf in het Midden-Oosten, op zoek naar aardolie en gas.
Lees verder >>>

Alan Fowler (61) heeft de afgelopen veertig jaar veel van de wereld gezien. 'Mijn vrouw en ik waren internationale nomaden. Dat is mooi, maar in 2000 besloten we dat het tijd werd wat vaste grond onder de voeten te krijgen. We kochten een stuk land in Zuid-Afrika, waar ik nu het grootste deel van mijn tijd doorbreng.' Dat brengt wat rust in een leven waarin Fowler van de ene naar de andere biotoop hopte, op zoek naar nieuwe kennis en ervaringen. 'Vaak werkte ik een paar jaar in eenzelfde functie en ging dan verder, iets heel anders doen. Door ergens te werken kon ik het daar grondig bestuderen.'

Inmiddels kent hij ook de academische wereld goed, al is Fowler geen typische hoogleraar die zijn hele carrière in het universitaire heeft doorlopen. Hij is een 'selfmade man', die na vele omzwervingen op veertigjarige leeftijd besloot te promoveren, ook al had hij geen universitair diploma. Inhoudelijk bewoog hij zich van een praktische en technische kijk op het leven – hij begon in de jaren zestig als elektrotechnicus – naar een zeer brede en abstracte sociaalwetenschappelijke visie op de manier waarop sociale veranderingen zich voltrekken en wat de rol van macht en machtsverschillen daarin is.

Civic Driven Change
Alan Fowler is als hoogleraar van het Institute of Social Studies convenor van het Civic Driven Change Initiative, samen met Kees Biekart. Dit initiatief is 'een proces van een jaar lang denken, schrijven en discussiëren om te komen tot een perspectief op verandering in maatschappijen, dat afkomstig is van burgers, in plaats van staten of markten'. Het is begonnen met een kerngroep van acht personen: Evelina Dagnino (Brazilië), Rakesh Rajani (Tanzania), Shirin Rai (India/VK), Philomena Mwaura (Kenia), Roberto Bissio (Uruguay), Harry Boyte (VS), Rajesh Tandon (India) en Nilda Bullain (Hongarije). Na een eerste bijeenkomst in Den Haag in februari is een intensief schrijf- en discussieproces op gang gekomen. Medio mei kwam de groep opnieuw bijeen, in Hilversum, nu met een breder gezelschap van internationale experts die kritisch commentaar leverden op de schrijfsels van de kerngroep. In oktober 2008 zal het proces voortgezet worden met een nog veel grotere groep.  

'Als ingenieur werkend in seismisch onderzoek naar olie en gas in het Midden-Oosten zag ik de enorme verschillen in rijkdom tussen de emirs en de nomaden met kamelen in de woestijn. Daardoor werd ik geprikkeld om uit te vinden hoe het in elkaar zit. Ik raakte geïnteresseerd in ongelijkheid en de menselijke kant van dingen, in plaats van in voornamelijk technische zaken, zoals voordien. Als headmaster voor ICCO in het zuiden van Kenia raakte ik eind jaren zeventig bekend met het idee van integrated rural development. Dat geïntegreerde, die bredere samenhang, lag mij wel.'

Vervolgens werd u consultant.
'Ik interesseerde me steeds meer voor management en organisatie van ontwikkelingsorganisaties. In 1980 richtte ik Matrix op, dat zich richtte op de non-profitsector. De term ngo was toen nog niet erg bekend. Door zelfstudie en het schrijven van papers heb ik gaandeweg expertise opgebouwd en werden mijn onderwerpen steeds politieker. Midden jaren tachtig wilde ik me op een academische manier verder ontwikkelen. Ik promoveerde op de relatie tussen ngo's en politieke veranderingen. Hoe opereren ngo's in onderdrukkende omgevingen, zoals het Kenia van president Arap Moi?'

Ziet u inhoudelijk rode draden in uw loopbaan?
'Als ik terugkijk zie ik een reeks van connectivities, verbanden. Ik heb altijd geprobeerd een brug te slaan tussen verschillende leefwerelden, praktijken. Bijvoorbeeld tussen denken en doen, in mijn bestuursfuncties bij de International Society for Third Sector Research en Civicus. Maar ook het overbruggen van de kloof tussen verschillende instituties: ngo's, consultants, Wereldbank, Ford Foundation. En in mijn aanpak probeerde ik ook theoretische kennis en het ervaren van die specifieke werkelijkheid te combineren, door een tijdlang in een bepaalde omgeving te werken, dus begrip te krijgen door te experimenteren. En tot slot zie ik qua tijdsbegrip continuïteit in mijn werkzame leven: ik denk gemakkelijker in processen dan in structuren.'

Dat is een belangrijk aspect van de complexiteitstheorie. Kunt u er iets meer over vertellen?
'Ik ben geboeid door het idee van de grote samenhangen: alles hangt met alles samen. Het is een bekend cliché, maar mijn grote drijfveer was en is om daar patronen in te ontdekken. Ik zie verbanden, systemen en processen veel makkelijker dan gedetailleerde zaken op microniveau. Twintig jaar geleden al las ik voor het eerst over complexiteitstheorie. Intuïtief voelde ik het potentieel ervan aan, maar er was toen nog geen plek voor, geen kritieke massa van mensen om erover te praten. Niet in de academische wereld en niet in de ontwikkelingssector. In mijn eerste publicaties hierover gebruikte ik het woord "complexity" nog niet, dat was een stap te ver. Ik noemde het "systems approaches".'

Even terug naar de theorie zelf. Het gaat om een manier van analyseren die afkomstig is uit de natuurwetenschappen.
'De natuurwetenschappen hebben ons erop attent gemaakt dat dingen zich niet voltrekken langs één lijn. Er gebeuren onverwachte dingen. In de natuurkunde was alles oorspronkelijk voorspelbaar, maar nu is dat niet meer zo. Nu gaat het erom dat bepaalde zaken waarschijnlijker zullen gebeuren dan andere, maar zeker weet je het nooit.

 'De term "fragiele staten" heeft een denigrerende en koloniale klank'  

In de biologie is de complexiteitstheorie toegepast in de zin van zelforganisatie. Er zijn eigenlijk twee manieren om te kijken naar hoe de wereld ontstaan is. De ene verklaring is God, die alles in één keer schiep. De andere is de evolutieleer, en dat is in feite zelforganisatie volgens bepaalde patronen. Dingen – dieren, planten, fysieke omgevingen en mensen – veranderden over de tijd. De vraag in de evolutieleer was hóe zich dat voltrok. En of daar patronen of regels in te ontdekken zijn. Vooral deze vorm van biologische wetenschap is erg belangrijk geweest voor de toepassing in de sociale wetenschappen. Daar gaat het om precies hetzelfde: zijn er patronen te ontdekken in de manier waarop de dingen gaan, met hun grote complexiteit en onderlinge invloeden, en kunnen we daar bepaalde waarschijnlijkheden in ontdekken?'

Hoe kun je dat toepassen op ontwikkeling en de rol van ontwikkelingssamenwerking daarin?
'Ontwikkelingssamenwerking is onderdeel van een groter systeem van internationale verhoudingen. Er is veel onderzoek gedaan naar de hulpketen als een systeem. Maar dat gaat alleen over de levering van hulp. Niet over waar het echt om zou moeten gaan: het genereren van een systemisch veranderingsproces. De hulpketen is zelf onderdeel van het systeem dat moet veranderen, dus je moet er vanuit een veel breder perspectief tegenaan kijken. Daarin staat het begrip individual agency centraal, het essentiële feit dat het individuen zijn, burgers, die machtsrelaties en sociale veranderingen uiteindelijk vorm geven.'

Leg eens uit
'Er lopen meer dan zes miljard mensen op deze aardbol rond. Die doen allemaal wat. De vraag is: hoe zijn hun acties met elkaar in verband te brengen? Zitten er patronen in en bepaalde waarschijnlijkheden? We kijken nog maar relatief kort zo naar de wereld. En het zou wel eens kunnen zijn dat we in een tijdperk zitten van snelle verandering, van overgang naar een nieuw wereldparadigma van socio-politieke organisatie. De vorige keer dat dat gebeurde was rond de Vrede van Westfalen in 1648. Toen werd de notie van de natiestaat geconcretiseerd en definitief en formeel vastgelegd. Er werd afgesproken dat staten zich niet mengen in elkaars interne aangelegenheden. Dat is lang geleden, maar de natiestaat is nog steeds dé eenheid in de wereld. Het soevereiniteitsconcept bepaalt nog steeds in grote mate de internationale samenleving. Maar die soevereiniteit staat steeds meer onder druk.'

Naast de staat is er nog een ander dominant concept in de wereld: de markt.
'Dat klopt. En staat en markt functioneren volgens twee verschillende logica's. Zij hebben verschillende aantrekkingspunten, attraction points, zoals ik die in mijn artikel in The Broker noemde. Achteraf had ik beter de metafoor van de zwaartekracht kunnen gebruiken. Het gaat erom dat er bepaalde draaipunten zijn waaromheen menselijke dingen zich organiseren. Naast staat en markt heb je nog andere instituties, zoals de mengelmoes die we civil society noemen, en het gezin. De logica's van staat en markt botsen. De markt is gericht op expansie, de staat op het behouden van territorium. De staat wordt gedwongen meer ruimte te scheppen voor de markt. De staat verdwijnt niet, want is nodig om wetten te regelen en om eigendomsrechten en contracten te beschermen.'

In deze redenering gaat het dus vooral om de juiste verhouding tussen staat en markt. Hoe kun je een juist evenwicht vinden tussen die twee en welke moet er meer of minder macht krijgen? Waarom moet er dan nog de notie van burgerschap bij gehaald worden?
'Omdat markt en staat zowel alleen als samen wereldproblemen niet kunnen oplossen zonder ondersteuning van de bevolking. De burger is het fundament onder markt en staat. Zonder het burgerschap bestaan ze niet. Dat is waarom er bijvoorbeeld verkiezingen zijn: daarbij wordt besloten welke markt en welke staat en welke onderlinge verhoudingen de mensen willen. Markt en staat zijn dus in principe onderhevig, ondergeschikt aan de burger. Natuurlijk proberen markt en staat de burger, en de civil society, te beïnvloeden en manipuleren.

Dat is een kwestie van macht. En machtsverhoudingen. Op een bepaald moment is een bepaalde constellatie van macht dominant in een bepaald land. In Zweden is er een ander model voor de verhouding tussen markt en staat dan in de VS. Het gaat erom te ontdekken welke factoren daarop van invloed zijn.'

En daarbij kan het complexity-denken helpen?
'De complexiteitstheorie geeft de mogelijkheid uit te vinden hóe de dingen samenhangen. De manier waarop het gaat is niet toevallig. Er zitten patronen in. Je kunt die patronen analyseren, en de drijvende krachten erachter. En hoe ze veranderen in de tijd. En op verschillende schaal: van familie, buurt, stad, streek en land tot aan het bioklimaat.'

U spreekt over de noodzaak om de grotere samenhangen te zien. Een van de recente ontwikkelingen is dat er meer samenwerking gezocht wordt tussen het streven naar veiligheid in de wereld en ontwikkelingsbeleid. Is dat wat u bedoelt?

'Tot 11 september 2001 werd ontwikkelingssamenwerking meer als een moreel vraagstuk geprofileerd. Nu verkopen de politici het vanuit de connectie tussen de veiligheid van de mensen thuis, in landen als Nederland, met conflicten en armoede in ontwikkelingslanden. Daaruit komt het concept van de 3D's voort – Defense, Diplomacy and Development. Aan de ene kant is het legitiem, want de staat heeft de plicht om zorg te dragen voor de

'Er kan nooit duurzaam iets veranderen als iedereen partner van iedereen blijft' 

veiligheid van zijn mensen. Maar er zit een contradictie in: in de praktijk maakt het mensen minder vrij: in landen als Groot-Brittannië worden individuele vrijheden ernstig beknot in de strijd tegen het terrorisme. Politici creëren angst om zulke hervormingen te kunnen doordrukken. Ook in Nederland staat het vermogen om een multiculturele samenleving in stand te houden sterk onder druk. Als je ontwikkeling ziet zoals Amartya Sen het omschrijft – development is freedom – dan zijn we dus op de verkeerde weg. Alles wordt minder transparant en mensen hebben minder zeggenschap over hun eigen leven en over de staat.'

Dat zijn gevolgen voor het rijke Noorden. Maar is het niet logisch en goed dat we oog krijgen voor conflicten en geweld in het Zuiden?
'Er is een nieuwe kretologie. Men heeft het nu steeds over "fragiele staten". Dat is niet verkeerd als je het beziet vanuit een genuanceerd begrip van processen waarin de staat tot een redelijk functioneren komt. Daar kan de complexity theory mee helpen. Maar het heeft ook een denigrerende en wat koloniale klank: die staten zijn fragiel, het kan besmettelijk zijn, het kan problemen bij ons thuis creëren. Dat laatste is ook waarom we er nu over praten. En waarom wij moeten "helpen". Wij moeten jullie leger en politie sterker maken, zodat jullie territorium beschermd kan worden. Dat is de paradox: ontwikkelingssamenwerking zou moeten gaan over de processen die de mensen voor hun eigen land ambiëren.'

Maar als je veiligheid niet in staatstermen definieert, maar als menselijke veiligheid?
'Je hebt gelijk dat het beter zou zijn als je uitgaat van het idee van freedom from want en freedom from fear, zoals het Human Development Report in 1994 poneerde. Maar nu wordt veiligheid anders gedefinieerd, in termen van de strijd tegen het terrorisme. Zuidelijke ngo's zeggen: niet terreur, maar honger en voedselprijzen zijn de belangrijkste definitie van human security. Maar die opvatting wordt nu ondergeschikt aan staatsveiligheid.'

Wat heeft dit met het complexity-denken te maken?
'Een belangrijk aspect daarvan is: wie heeft de macht over regels, over taal. Het gebruik van de term "fragiele staten" betekent ook dat de oplossing in een bepaalde richting gezocht wordt. Een andere manier van denken is als je zegt dat er verschillende fases van vooruitgang zijn in de opbouw van een staat. Elke staat is voortdurend in ontwikkeling. Nederland ook. Maar iedere staat op zijn eigen manier, in zijn eigen richting.

De macht om te definiëren, om te bepalen waar wel en waar niet over gesproken wordt, is van grote invloed op het collectieve mondiale bewustzijn. Kijk naar topconferenties of de Veiligheidsraad. Definities scheppen de ambiance, het krachtenveld waarbinnen vervolgens wordt gehandeld. Dat geldt voor de wereld als geheel, maar ook voor wat er gebeurt op lagere niveaus.'

De complexity theory gaat zowel over globalisering, het mondiale niveau, als over het niveau van de maatschappij, het gezin en het individu. Met die koppeling tussen het mondiale en het lokale worstelen veel mensen en organisaties.

'Ik probeer het lokale anders te begrijpen. Lokaal is niet alleen wat er gebeurt op de grond. Ook bijvoorbeeld de prijs van grondstoffen is iets lokaals. En horizontale connecties tussen lokale omstandigheden vormen samen het mondiale. In mijn paper in Contextuals wijd ik daarover uit: we moeten het lokale opnieuw overdenken.'

Waarom denkt u dat er nu momentum is voor dit soort alternatieve benaderingen van ontwikkeling en verandering?

'Het wordt steeds duidelijker dat de huidige visies op ontwikkeling niet meer toereikend zijn. De bekende boeken van de laatste jaren, van Jeffrey Sachs, William Easterly en Paul Collier, redeneren allemaal vanuit vergelijkbare grondslagen. De complexity theory biedt de mogelijkheid om er anders tegen aan te kijken zonder de waarde van de overheersende analyse te negeren.

We verkopen voor ontwikkelingssamenwerking het harmoniemodel van verandering ten gunste van arme mensen. Maar dat is ahistorisch: er kan nooit duurzaam iets veranderen als iedereen partner van iedereen blijft. Het is niet realistisch om te denken dat je arme mensen uit hun armoede kunt partneren. Structurele armoedebestrijding gaat over verandering van machtsrelaties. Economische groei is mooi, maar het gaat om verdeling. Dus om macht. Daarbij is er zelden sprake van een win-win-situatie. Dit gaat op voor verdelingsvraagstukken van schaarse middelen, maar ook bijvoorbeeld om de verhouding tussen economie en milieu. In de meeste gevallen is het zo dat als de een aan macht wint, de ander iets aan macht moet opgeven. Pas veel later zal blijken of het algemene belang gediend is door zo'n verschuiving. Ontwikkeling moet dus als machtsherverdeling gezien worden, en het wordt tijd dit te erkennen. Je kunt de olifant in de kamer niet blijven negeren.'

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons