Achtergrond

Niet alles is in beton gegoten

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

De Nederlandse bouwsector wordt al jarenlang bekritiseerd vanwege de negatieve economische- en milieuprestaties. De branche is niet structureel winstgevend, er zijn corruptieschandalen geweest en het energie- en materiaalverbruik is groot. Ook wordt de bouw vaak neergezet als een stugge sector die niet openstaat voor verandering. Toch vindt er wel degelijk verandering plaats, en wel van binnenuit, ontdekte Maikel Kishna tijdens zijn promotieonderzoek.

Verandering van binnenuit
Volgens innovatieonderzoek vereisen veranderingen binnen een sector radicaal nieuwe technologieën, die alleen kunnen worden ingebracht door buitenstaanders. Gevestigde bedrijven streven meestal geen grote veranderingen na omdat zij bestaande belangen hebben in de sector. Bovendien worden bedrijven in hun beleid al jarenlang beïnvloed door bestaande normen, regels, wetten en technologieën.

Recentelijk zijn innovatieve bouwprojecten gestart

Maar soms komt verandering wél van binnenuit. Recentelijk zijn er diverse innovatieve bouwprojecten gestart door gemeentes, woningbouwcorporaties, bouwbedrijven en bewoners. Deze projecten hebben als doel om los te breken van de traditionele manier van werken in de bouwsector en om een overgang te starten naar duurzaamheid in de sector. Voorbeelden van dergelijke projecten zijn Solids in Amsterdam (bestemmingsvrije gebouwen, gericht op een langdurige binding tussen gebouw en gebruikers), EVA-Lanxmeer (een duurzame, zelfgeorganiseerde wijk in Culemborg) en Bomenbuurt Ulft (een duurzame wijk waarbij de gemeente bouwbedrijven en een woningcorporatie dwong samen te werken om tot duurzame oplossingen te komen). Wat motiveerde deze gevestigde partijen om duurzaam te gaan ondernemen? En hoe hebben ze geprobeerd om dat te bereiken?

Onvrede en wantrouwen
‘Onvrede’ is het toverwoord. De betrokken partijen gingen op zoek naar verandering vanwege onvrede over de huidige manier van functioneren van de sector. Deze partijen wilden graag innoveren, maar voelden zich beperkt daarin. Zo gaf één van de onderzochte bouwbedrijven aan: “De markt verandert, die gaat gewoon veranderen, maar wij wilden daar zelf ook in mee. […] We wilden afkomen […] van het meer-minder werk, gesteggel, negativiteit, faalkosten, eigenlijk een niet-professionele sector […]. We wilden vernieuwen.” Een projectmanager van een woningbouwcorporatie zei: “Ik zat in de bouw en ik kende niets anders dan de traditionele manier. De eerste keer dat we elkaar [het andere bouwbedrijf, MK] zagen, dachten we: ‘Laten we maar meteen een afstandsverklaring tekenen.’ Dat is dus niet hoe je wil beginnen als je het over ketenintegratie hebt.” Deze uitspraak illustreert het heersende wantrouwen tussen partijen in de bouwsector, wat natuurlijk een belemmering vormt voor innovatief samenwerken.  

Bouwpartijen startten projecten waarin de samenwerking volledig anders is opgezet

In alle onderzochte projecten kwamen dergelijke frustraties naar boven over de gangbare manier van werken binnen de sector. De gevestigde bouwpartijen startten daarom projecten waarin onder meer de samenwerking volledig anders opgezet werd. Denk aan veranderingen in contractvormen, visies, interpretaties van bestaande regelgeving en het vaststellen van nieuwe technologische standaarden. 

Nieuwe gewoontes
Deze projecten leidden daarmee tot de creatie van zogeheten proto-instituties – nieuwe regels, wetgeving en technologieën die verder kunnen gaan dan de projecten en in potentie de nieuwe standaard kunnen zijn binnen de sector. Dat gebeurt op het moment dat gevestigde partijen hun gewoontes in het contact met anderen veranderen. Een andere manier waarop nieuwe gewoontes zich verspreiden, is door opgenomen te worden in aangepaste regelgeving door lokale overheden. Verschillende gevestigde bedrijven zijn ook betrokken bij vervolgprojecten die expliciet als doel hebben om nieuwe werkwijzen, zoals burgerparticipatie, verder te verspreiden in de sector. Dit laat zien dat strategische acties van gevestigde bedrijven kunnen zorgen voor institutionele veranderingen richting duurzaamheid.

Meer ruimte voor samenwerking
Een belangrijke sleutel tot succes was de open houding van betrokken overheden om mee te denken, bijvoorbeeld door bestaande regels opnieuw te interpreteren of door mee te werken aan wijzigingen in voorschriften.

Er moet wettelijk meer ruimte geboden worden om anders samen te werken

De samenwerking tussen de partijen is van cruciaal belang. Daarom zou daarvoor wettelijk gezien meer ruimte geboden moeten worden. Maar dat is geen eenvoudige aanbeveling: er zijn genoeg voorbeelden van samenwerkingen naar duurzaamheid die gestaakt zijn uit angst voor oneerlijke concurrentie. De geschiedenis met fraude in de bouwsector helpt natuurlijk ook niet mee. Echter, de bestudeerde projecten laten zien dat er wel degelijk mogelijkheden zijn om stappen richting duurzaamheid te zetten, zelfs in tijden van economische crisis. 

Maikel Kishna promoveerde op 6 november 2015 aan de Universiteit Utrecht op basis van zijn proefschrift How do sectors change? The role of incumbents as institutional entrepreneurs. Zijn kwalitatieve onderzoek is gebaseerd op vier casestudies in drie sectoren: de glastuinbouw, de bebouwde omgeving en de bio-plastics-sector.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons