‘Geen hulp, maar vrijheid’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

 

william_easterly
Illustratie: Paul van der Steen

In een grote vergaderzaal van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken houdt William Easterly een powerpoint-presentatie. Hij spreekt monotoon, maakt af en toe een niet altijd begrepen cynische grap en op zijn onbewogen gezicht toont zich slechts zelden iets wat op een glimlach lijkt. Het lijkt alsof hij het gevoel heeft op vijandig terrein te zijn. Inderdaad zit hij hier in het hart van de 'bureaucratie' van 'Planners' en bestaat zijn publiek uit wetenschappers, ambtenaren en praktijkmensen die actief zijn in de ontwikkelingssamenwerking, de bedrijfstak die Easterly vooral in zijn laatste boek rigoureus met de grond gelijk maakt. Hier zitten naar zijn mening de, zoals hij het later zal omschrijven, 'ongemotiveerde bureaucraten die geen enkele prikkel hebben om de armen echt te helpen'. Maar vijandig is de sfeer absoluut niet. Integendeel, de meeste aanwezigen zijn erg benieuwd of Easterly nieuwe perspectieven weet te schetsen. Slechts af en toe worden kritische vragen gesteld, die overigens vakkundig door Easterly worden omzeild. Zoals ook later, tijdens het interview, herhaalt hij stoïcijns zijn eigen redenering, die hij onderbouwt met economische modellen en berekeningen. Niet alleen economische wetten worden zo door Easterly aangetoond, het hele sociale en maatschappelijke leven wordt langs de econometrische meetlat gelegd.

William Easterly

William Easterly studeerde in 1979 af aan de Bowling Green State University in de Amerikaanse staat Ohio, waar hij nog altijd woont. Hij promoveerde in 1985 aan Harvard en werkte van 1985 tot 2001 voor de Wereldbank als economisch expert. Sinds 2001 werkt hij voor het Center for Global Develop-ment en sinds 2003 is hij hoogleraar economie aan New York University.


Easterly schreef wetenschap-pelijke boeken en artikelen in tal van vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften.
Hij brak internationaal door met het boek The Elusive Quest for Growth(2002). Regelmatig gaat hij in debat over zijn denkbeelden, op conferen-ties, fora en televisie.

Bang voor debat is Easterly overigens niet. Hij gebruikt grote woorden en jaagt daarmee niet de minsten tegen zich in het harnas (zie kader). In zijn lezing, voor een conferentie over 'Ontwikkeling en Democratie' van de Society for International Development, pleit Easterly voor het rigoureus en 'onverdeeld' nastreven van vrijheden. Hij citeert de vrije-markteconoom Friedrich Hayek. Slechts via de vrije interactie tussen individuen kan een economie en maatschappij optimaal functioneren. Volgens Easterly kan ook ontwikkeling alleen worden bewerkstelligd via allerlei soorten Vrijheden: de klassieke individuele vrijheden, maar ook de vrijheid om handel te drijven, om eigen heersers te kiezen en het met hen oneens te zijn. En het vrij zijn van buitenlandse controle, inclusief imperialisme, kolonialisme, de Structurele Aanpassingsprogramma's (SAP's) die het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in de jaren tachtig ontwikkelingslanden oplegde in ruil voor leningen, en gewapende interventies.

 

Een van de steeds weer terugkomende kritieken op uw betoog is dat u zulke grote woorden gebruikt en zo zwart-wit redeneert, dat u uw doel voorbij schiet.

'Het argument moet heel krachtig neergezet worden om mensen uit hun vooroordelen te schudden. Developmentalism, de ideologie van ontwikkeling, is zo sterk dat het bijna een religieus geloof is. Het is een luie orthodoxie van experts die het wel denken te weten.'

  

The Battle of Manhattan:
Easterly's critici

Op Easterly's website (www.nyu.edu/fas/institute/dri/Easterly) heeft hij naast aanprijzingen van zijn werk ook een aantal polemieken geplaatst met zijn tegenstander Jeffrey Sachs van de eveneens New Yorkse Columbia University. Lees verder >>>

Die orthodoxen noemt u de Planners. In uw boek 'The White Man's Burden' stelt u de 'Searchers', de Zoekers, daartegenover. Op hen hebt u alle hoop gevestigd.

'Er zijn twee fundamenteel verschillende uitgangspunten ten aanzien van het oplossen van de problemen van de armen in de wereld. De ene is samen te vatten als Planning. De Planners gaan ervan uit dat je de antwoorden van tevoren weet en dat je slechts een team van hoogstaande experts nodig hebt op elk terrein – landbouw, bosbouw, schoon water, medicijnen, et cetera. Ze denken: we maken een strategisch mondiaal plan en zorgen dat we genoeg geld krijgen om dat allemaal te betalen, en dan komt het allemaal goed. Ik heb dat gezien tijdens mijn carrière bij de Wereldbank en daarna. Het deed me erg denken aan de centrale Sovjet-planning, waarin een team van bureaucraten besluit dat ze zoveel auto's gaan produceren, of zoveel ton staal, ongeacht of er vraag naar is.

De andere mentaliteit is exact het tegendeel. De Zoekers zeggen: wij hebben geen antwoorden, we proberen al zestig jaar om de boel aan de gang te krijgen, en veel heeft niet tot stand gebracht. Laten we experimenteren, met vallen en opstaan, en iets vinden dat werkt. Niet door deskundigen in te schakelen, maar het veld in te gaan. En daar, bij de mensen ter plekke, kijken wat werkt. Hoe overtuig je die mensen dat zij onder muskietennetten moeten gaan slapen om geen malaria te krijgen? Of om hun kinderen medicijnen te geven? Je moet met de lokale cultuur werken, met de lokale onderwijsmethoden, om er zeker van te zijn dat de boodschap doorkomt en dat er echte resultaten worden geboekt.'

 

Met vallen en opstaan, zegt u. Maar is er in die vijftig jaar, ondanks wat er allemaal fout ging, toch ook veel geleerd? De kritiek die u uitoefent op de Structurele Aanpassingsprogramma's van de Wereldbank en het IMF in de jaren tachtig mag misschien terecht zijn, maar er wordt door andere donoren heel ander beleid gevoerd. Generaliseert u niet?

'Ja, natuurlijk, ik generaliseer. Ik doe uitspraken over hoe dingen werken op basis van gemiddelden, en er zijn wat variaties rond dat gemiddelde. Sommige Planners en sommige hulporganisaties doen het wat beter, en we hebben best wel iets geleerd. Maar mijn kritiek gaat dieper dan dat. Ik zeg dat je geen algemene blauwdruk, geen one size fits all, moet toepassen en dat je het plan aan lokale omstandigheden moet aanpassen.

Maar ik zeg ook nog dat de hele Planning-mentaliteit niet werkt, omdat het bouwt op bureaucraten. Zij krijgen geen enkele feedback van de mensen om wie het gaat. Die niet weten of het geld die mensen wel echt bereikt en of ze er tevreden mee zijn. En zelfs als ze zulke feedback zouden krijgen, dan zijn er geen negatieve consequenties aan verbonden. Of een beloning als ze het goed doen. Er zijn dus nauwelijks prikkels om te presteren.'

 

Er worden toch steeds meer evaluaties uitgevoerd? Is dat niet een vorm van feedback?

'Ja, maar die worden uitgevoerd door de ontwikkelingsbureaucratie zelf. Evaluaties moeten onafhankelijk zijn.'

 

Amartya Sens boekbespreking
Amartya Sens boekbespreking in Foreign Affairs(www.foreignaffairs.org/20060301fareviewessay85214/amartya-sen/the-man-without-a-plan.html) is genuanceerd, maar ook hij vindt dat Easterly zichzelf overschreeuwt door extreme slogans tegen <i>'do-gooders'<i> te gebruiken en door de Wereldbank en het IMF te karikaturiseren. Lees verder >>>

Kun je ingewikkelde en complexe processen wel evalueren? Het is moeilijk na te gaan door welke interventie precies over een paar jaar iets als een 'democratie' ontstaat, of zelfs economische groei. Of hoe kun je meten of er na jaren van hulp een pluriforme maatschappij is ontstaan, en of het ondersteunen van een onafhankelijke krant daartoe heeft bijgedragen? Zulke zaken zijn toch ook volgens u van cruciaal belang?
'Sommige dingen zijn onmeetbaar, maar zo duidelijk van intrinsiek belang, dat je ruimte ervoor moet scheppen. Dat klopt. Maar het gaat meestal om het leveren van medicijnen en zo, van concrete diensten, die wel te evalueren zijn. Het probleem van Planning is juist dat vaak alles tegelijk gedaan wordt, en dan kun je het inderdaad niet meer controleren. Dus moet je één ding tegelijk doen. Je moet projecten zodanig ontwerpen dat je individuele verantwoordelijkheid kunt vaststellen.'

 

U vindt dat arme mensen zelf het heft in handen moeten krijgen. Zij moeten aangeven wat ze willen. Volgens u kan alleen het rechtstreeks helpen van individuele armen iets opleveren. Maar de veel door u bekritiseerde Wereldbank heeft in 2000 een groot onderzoek gepubliceerd, 'Voices of the Poor', waarin zij door middel van gesprekken met duizenden armen in de hele wereld inventariseerden wat er onder de armen zelf leeft, en wat zij zelf willen. Zoiets kun je ook op kleinere schaal, in een land of regio, organiseren en bijvoorbeeld door niet-gouvernementele organisaties laten uitvoeren. Is dat dan niet een alternatief, waarin een iets grootschaliger organisatie toch iets kan opleveren?

'Ja. Zolang het geen paternalistisch Planners-initiatief is, waarbij de mensen verteld wordt wat goed voor ze is. Er zijn organisaties die zeggen dat ze naar de mensen luisteren, maar meestal gebeurt dat niet, in ieder geval wordt er niets gedaan met wat de mensen zeggen. Ik heb het hele Voices of the Poor-rapport van de Wereldbank doorgelezen, maar nooit wordt de vraag gesteld: wat vindt u van de Wereldbank?'

 

In uw verhaal spelen het afleggen van verantwoording en prikkels om te presteren een grote rol.

'Alleen als er negatieve consequenties volgen op slecht gedrag, en andersom, kun je spreken van effectieve verantwoording. Feedback moet leiden tot een correctie, in de richting van een betere aanpak. Dat is nu niet zo. Een projectmanager doet iets, misschien komt er nog eens een evaluatie, maar er wordt niets mee gedaan. Die projectmanager wordt weer op een andere afdeling neergezet, er worden nooit consequenties aan verbonden. Zo was het op de Wereldbank, en mijn onderzoek wijst uit dat het zo is in heel veel hulpbureaucratieën.'

 

Dat geldt ook voor bilaterale donoren en ngo's?

'Het geldt zeker voor bilaterale donoren. Ngo's waren niet de focus van mijn boek. Ik heb iets meer hoop dat ngo's wat dichter bij de grond staan en proberen uit te vinden wat de armen zelf willen.'

 

Een belangrijke tegenstander van u in het debat is Jeffrey Sachs, de geestelijk vader van de Millenniumdoelen. Wat hebt u daar precies tegen? Die Millenniumdoelen zijn toch juist heel specifiek, opgesplitst in haalbare en meetbare technische doelen?

'Ja, maar niemand is verantwoordelijk voor het bereiken ervan. Het is een collectieve verantwoordelijkheid van de hele wereld. In een systeem waar iedereen verantwoordelijk is, is uiteindelijk niemand verantwoordelijk. Niemand voelt de consequenties als we die doelen niet halen, behalve de armen zelf. Dus stellen we weer nieuwe doelen, voor 2025.

 'In de bestaande hulpbureaucratie zijn nauwelijks prikkels om te presteren'

De campagne is zo slecht opgezet. We weten al dat ze zullen falen in Afrika. Ik ben bang dat we, als ze falen, een enorme cynische backlash krijgen: vergeet Afrika maar.

Sachs maakt zich schuldig aan professioneel wangedrag door te zeggen dat het makkelijk is de Millenniumdoelen te halen. Hij weet dat het niet waar is. Armoede is niet makkelijk te beëindigen. Maar hij zegt het omdat hij zo fondsen werft en beroemdheden en popsterren kan rekruteren. Stel je de teleurstelling voor als iedereen hem gelooft en het gebeurt niet!'

 

Zou het niet zo kunnen zijn dat het beïnvloeden van de wereldwijde publieke opinie, bijvoorbeeld via popsterren, de politieke druk kan opvoeren om echt wat aan armoede te doen?

'Ja, maar dan moet je de sterren niet gebruiken voor simpele boodschappen of om geld te werven. Het gaat steeds maar om hoeveel geld we aan de armoedebestrijding besteden, of de target van 0,7 procent van het bruto binnenlands product wel wordt gehaald. Het vreemde is dat iedereen het er wel mee eens is dat het bestaande hulpsysteem niet goed werkt, dat het veel te weinig coördineert en te gefragmenteerd werkt, dat het niet efficiënt is, niet gespecialiseerd, een hoge overhead heeft. En toch is de hele campagne erop gericht om meer geld te pompen in dit disfunctionele systeem.'

 

U ziet ontwikkeling vooral in economische termen. Maar er is het laatste decennium vrij algemeen overeenstemming ontstaan over veel bredere definities van armoede, bijvoorbeeld geformuleerd door denkers als Amartya Sen: armoede is het gebrek aan toegang tot economische mogelijkheden, politieke en sociale participatie, culturele eigenheid, en dergelijke. Gaat uw redenering dan nog steeds op?

'Ja, dezelfde principes werken ook als het gaat om onderwijs, gezondheidszorg en andere zaken die niet met inkomen te maken hebben. Als je alles tegelijk wilt bevorderen, wordt het plan alleen nog maar ingewikkelder. Hulp is totaal ineffectief als het gaat om het promoten van democratie, anticorruptie, vrouwenrechten. Dan gaat het om diepgewortelde culturele normen die niet door buitenstaanders veranderd kunnen worden. Een hulporganisatie kan niet in een huis bij een man en zijn echtgenote gaan zitten en de relaties binnen het gezin gaan veranderen.'

 

Ze kan wel vrouwengroepen steunen, die opkomen voor vrouwenrechten. Of andere emancipatiebewegingen, of media, of vakbonden, om te komen tot een meer democratische of pluriforme en dus vrije en meer rechtvaardige samenleving. Waarbinnen dan die armen weer meer kansen krijgen.

'Daar heb ik geen enkel probleem mee, dat zou goed zijn. Ik ben helemaal voor mensenrechten, voor iedereen die opkomt voor individuele rechten die overal ter wereld worden geschonden. Maar helaas komt vooruitgang op dat gebied meestal van mensen die zelf opkomen voor hun rechten, niet van buitenstaanders die de onderdrukkers dwingen te stoppen met hun onderdrukking.'

 

De essentie van zo'n concept van Amartya Sen is juist de emancipatie van de armen, het creëren van mogelijkheden, vrijheden, om iets van hun leven te maken. In zulk denken gaat het niet om grote plannen, maar staat juist het aansluiten bij de cultuur en de lokale context voorop. U gooit zo'n brede benadering op één hoop met bijvoorbeeld de Millenniumdoelen. In feite zit u met uw economische redenering van specialisatie helemaal niet zo ver af van Sachs, alleen gaat het bij hem om een miljoen keer zoveel malarianetten – en de bijbehorende bureaucratie…

'Het verschil met de Millenniumdoelen is dat je moet testen. Kijken wat de beste methode is om de malarianetten aan de mensen te geven. Dat doe je door Zoekers in de dorpen te hebben. De benadering van de Planners houdt in dat je met vrachtwagens langs de dorpen rijdt, de netten eraf gooit en maar hoopt dat de mensen er iets mee doen.

De Zoekers zijn niet alleen ondernemers in economische zin. Het zijn ook sociale of politieke entrepreneurs. Als het maar initiatieven zijn die uit de mensen zelf voortkomen, niet bedacht door een grote internationale bureaucratie. Het helpt helemaal niets als de VN weer eens een resolutie aanneemt over vrouwenrechten.'

 

Zou het geven van ontwikkelingshulp kunnen dienen als drukmiddel op regeringen van ontwikkelingslanden? Als je niet democratiseert of iets voor je armen doet, krijg je geen geld meer? 

'Slechts in heel beperkte mate. Het probleem is dat er geen consequenties aan zulke voorwaarden worden verbonden. Het geld blijft naar slechte regeringen gaan, ook als zij hun gedrag niet veranderen. Dat geld moet besteed worden. Als het dit jaar niet uitgegeven wordt, wordt het budget volgend jaar lager.

 

 'Hulp houdt de kleptocraten aan de macht'

Maar zelfs als zulke druk zou werken, is het niet zo constructief om maatschappijen van buitenaf tot veranderingen te dwingen. Dat hebben we gezien bij het debacle van de Structurele Aanpassingsleningen. Er zaten heel redelijke economische ideeën achter. Maar de slechtste manier om de redelijkheid daarvan over te brengen is ze door buitenlanders opgelegd te krijgen. Het is het perfecte recept voor de opkomst van een xenofobisch populisme dat we overal ter wereld zien, van Hugo Chavez tot Robert Mugabe. Er is één principe dat overal ter wereld geldt: ik wil niet dat buitenlanders mij vertellen wat ik moet doen.'

 

Hoe kunnen de grotere vrijheden waarvoor u pleit worden bereikt?

'Politieke en economische vrijheid zijn nodig, en die twee versterken elkaar onderling. Je moet zorgen dat individueel initiatief kan werken zonder enige obstakels. Mensen moeten kunnen afwijken van de conventionele regels en iets nieuws proberen, en daar niet voor worden vervolgd. Dan krijg je vernieuwing.

Dat is moeilijk van buitenaf te creëren. Dus moet je de hulp rechtstreeks aan de mensen zelf geven. Beurzen aan individuen bijvoorbeeld, of microkredieten. Zodat zij voor zichzelf kunnen opkomen. Daarvoor moet je decentraliseren. Zoekers in de dorpen zetten. Gemotiveerde mensen in het veld die de armen van de wereld willen helpen. Zij krijgen fondsen van het hoofdkwartier, maar zijn zelf verantwoordelijk en moeten laten zien dat hun werk wat oplevert voor de armen.'

 

U sprak ook over het vrij zijn van buitenlandse controle: 'freedom from foreign control'. Het doet denken aan het debat over 'beleidscoherentie': wat ontwikkelingssamenwerking probeert te bereiken wordt tenietgedaan door andere aspecten van het buitenlandbeleid, bijvoorbeeld op het terrein van de handel of migratie.

'Een minder restrictief handelsbeleid en minder restrictief migratiebeleid in het Westen zou inderdaad een heleboel helpen. En ook geopolitiek speelt een rol: ik denk niet dat vooruitgang gestimuleerd wordt door een ander land binnen te vallen en het je visie opleggen over hoe het zich moet ontwikkelen. Kijk naar het Irak-debacle. Net als eerdere voorbeelden, zoals de SAP's of de economische shocktherapie in Rusland, komt dat voort uit een arrogant uitgangspunt: wij weten wat jij nodig hebt en wat je moet doen daarvoor.'

 

Is het arrogantie of gaat het om westerse belangen: veiligheid of olie of wat dan ook? 

'Amerikanen en andere landen hebben overal geopolitieke belangen. En dat is ook een probleem voor de hulp, want die zal altijd vervuild worden door geopolitieke belangen.'

 

Is het falen van ontwikkelingshulp niet op zijn minst deels te verklaren uit deze andere factoren? Misschien vormt de hulp nog een beetje tegenwicht tegen die negatieve factoren. Hoe kun je aantonen dat de hulp ook niet zou werken als je die obstakels weg weet te nemen? 

'Wij hebben dat experiment al gedaan. Veel landen zijn zo klein dat er geen geopolitieke belangen zijn en ze krijgen veel hulp. Kleine landen krijgen sowieso percentueel veel meer hulp. Zij doen het wat economische groei betreft net zo slecht in ontwikkelingsopzicht als landen waar het Westen grote geopolitieke belangen heeft. Die kleine landen krijgen meer geld, dus als hulp helpt, zouden ze het beter moeten doen.'

 

In uw analyse is geen plek voor verschillen in macht. U gaat uit van een 'level playing field' waarin iedereen gelijke kansen heeft. Dat is in theorie heel mooi, maar in economisch opzicht zijn mondiaal opererende multinationals – waar u niet zo veel op tegen heeft – veel machtiger. En de politieke ongelijkheid in landen blijft gewoon bestaan als je nu stopt met buitenlandse hulp. Een van de redenen dat hulp in ontwikkelingslanden niet effectief is, is dat de politieke elite de opbrengsten van het land inpikt en verdeelt, en niet deelt met de rest van de bevolking. Die politieke elite blijft gewoon zitten, vaak gesteund door het Westen vanwege economische of geopolitieke redenen. 

'Dat is volgens mij juist een van de effecten van de hulp zelf. Het houdt diezelfde regeringen in het zadel. Dat wordt ondersteund door statistische studies die aantonen dat hulp leidt tot minder democratie en meer corruptie. Hulp houdt de kleptocraten aan de macht.'

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons