Achtergrond

‘Geef de kledingindustrie in Ethiopië een kans’

Ethiopië is actief bezig met het binnenhalen van kledingfabrieken, zo meldde OneWorld vorige week. Een belangrijke economische doorbraak of de verplaatsing van onderdrukking en uitbuiting?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
OneWorld hoofdredacteur Lonneke van Genugten (LvG) gaat in gesprek met Arne Doornebal (AD), die de fabrieken in de stad Hawassa bezocht.

LvG: De kledingindustrie heeft een zeer slechte reputatie. Lange dagen zonder fatsoenlijke pauze, een loon dat te laag is om echt iets op te bouwen en dan heb ik het nog niet eens over het gigantische waterverbruik. Voor het verven en bleken van één spijkerbroek is al 170 liter water nodig. Is het nu wel zo verstandig om die naar Ethiopië te verplaatsen?

AD: Het land heeft 100 miljoen inwoners, een razendsnelle bevolkingsgroei en een gierende werkloosheid. Ik kan me voorstellen dat je dan als regering je mensen aan het werk wil hebben.

LvG: Natuurlijk. Niet voor niets had OneWorld eerder dit jaar een themanummer over de industrialisering van Afrika. Bijzonder dat jij toegang kreeg tot de ontwakende industrie daar. Hoe kwam je eigenlijk binnen?

AD: Ik werk driekwart van mijn tijd voor de Netherlands-African Business Council, en een kwart voor OneWorld. Ethiopië zoekt nadrukkelijk investeerders, dus toen ik zei dat ik de industrieparken bekender wilde gaan maken onder zakenmensen in Nederland, kreeg ik alle medewerking.

LvG: In je hoedanigheid van journalist was je er dus niet zo makkelijk binnengekomen. Hebben ze iets te verbergen?

AD: Grappig, een collega-journalist vroeg me ook al of er tijdens mijn bezoek ‘een showtje’ was opgevoerd om een positiever beeld te krijgen. Dat lijkt me sterk, ik denk niet dat ze daar een ‘Fabriek A’ hebben en een ‘Fabriek B’ en dat in de ene allerlei uitbuitingstoestanden plaats vinden, en dat de andere open is voor bezoekers.

LvG: Ik kan me wel voorstellen dat ze liever niet hebben dat je spontaan komt aanwaaien. Maar goed, Nederlandse bedrijven willen ook hun beste beentje voorzetten als er bezoek van buiten komt. Beschrijf eens hoe de fabrieken eruitzagen?

AD: Precies zoals ik het in het artikel omschrijf. Het zijn 52 enorm grote hallen, die pas begin dit jaar zijn opgeleverd. Alles is gelijkvloers en de machines waren vooral diverse soorten naaimachines, en hier en daar een snijmachine, volgeplakt met waarschuwingsborden. Ik heb niets geconstateerd dat er gevaarlijk uit zag, of iets met instortingsgevaar ofzo.

LvG: In Azië werken ook kinderen in die fabrieken Een recente studie onder 1200 gezinnen in Bangladesh liet zien dat 8% van de kinderen van tien jaar oud in de kledingindustrie werkt, en maar liefst 45% van de kinderen op veertienjarige leeftijd.

Los van de werkomstandigheden en de lage lonen is het grote probleem daarbij dat die kinderen stoppen met school om te gaan werken. Ze maken hun opleiding daarna nooit meer af.

AD: Daar heb ik uiteraard op gelet. Op de plekken waar ik was, zag ik geen kinderen. Er zijn overigens miljoenen potentiële arbeiders in deze regio, dus volgens mij is er ook geen enkele aanleiding om kinderarbeid in te zetten. Je zou zelfs kunnen stellen dat fabrieken kinderarbeid juist tegen gaan: ouders krijgen een baan en daardoor krijgt het gezin meer economische slagkracht. Idealiter kunnen de kinderen dan naar school.

LvG: Maar dan moet er wèl een leefbaar loon betaald worden. Een salaris dus dat voldoende is om te kunnen voorzien in de basisbehoeften van een gezin van gemiddelde grootte in Ethiopië.

AD: Dat ben ik met je eens. En daar zit nu net het probleem. Die lonen zijn laag, dat is evident. Hoe laag precies, dat wil niemand tot in detail zeggen. Maar afgaande op wat ik gehoord heb mogen we ervan uitgaan dat het salaris van deze vrouwen ongeveer tussen de 30 en 50 euro per maand ligt. In het laagste geval dus een euro per dag.

LvG: Daarvan kun je geen huurhuis van betalen, schooluniformen aanschaffen en alle boodschappen doen op de markt. Dat is zelfs nog onder de armoedegrens van 1,25 US Dollar per dag.

AD: Dit is inderdaad problematisch. Overigens is zelfs hier een stukje context bij te plaatsen.

LvG: Moeten we dan terug naar het Nederland van voor de oorlog?

AD: Lonen in een bepaalde sector in een bepaald land zijn altijd af te zetten tegen wat gebruikelijk is in de rest van het land. We kunnen dit schandalig laag vinden, maar wat denk je dat het personeel op Nederlandse bloemenbedrijven in Ethiopië betaald krijgt? Of de anonieme koffieboer die de koffie teelt die wij uiteindelijk drinken voor 3,25 euro in een koffiebar-multinational. In andere landen in Oost-Afrika tref je vergelijkbare salarissen aan. Een beveiliger in Oeganda die elke nacht zijn leven waagt, kan ook niet op meer dan 40 euro in de maand rekenen.

LvG: Het zou toch zo mooi zijn als Ethiopië laat zien hoe het anders kan. Dus door niet de fouten te maken van de eerdere industrialisatie in andere landen, maar een internationale voorloper worden. Een soort Fairphone-hub van de kledingindustrie.

AD: Dat is een mooie wens. Toch vrees ik dat ontwikkelingscurves vaak op dezelfde manier gaan. Kijk eens naar de prachtige VARA-serie ‘De strijd,’ waarin hoogbejaarde Nederlanders terugblikken op de tijden dat ze vlak voor en na de oorlog in de Nederlandse industrie werkten. Je hoort veel verhalen over armoede, maar tevens spreken ze met trots over die tijd. Door die harde en laag betaalde arbeid werd Nederland groot gemaakt. En uit die arbeidersklasse kwam uiteindelijk weer de politieke partij voort die na de oorlog de grootste stempel op Nederland heeft gedrukt.

LvG: Aha, toch nog even teruggekeerd naar het Nederland van voor de oorlog. Mensen werden vroeg oud, en leden aan allerlei ziekten die werden veroorzaakt door dat werk. De Arbo-wetgeving is er niet voor niets gekomen, al lijkt het nu soms wat overdreven als we onze bureaustoelen 2 centimeter in hoogte moeten verstellen. Kijk je nu niet iets té positief naar deze fabrieken?

AD: Positief of negatief, ik vrees dat ze hard nodig zijn. Ik wil hierbij refereren aan Howard Nicholas, de ontwikkelingseconoom die ik sprak voor het artikel ‘fabrieken tegen migratie’. Hij zei: geen enkel land kan economisch vooruitkomen zonder industrialisatie. Met alleen ruwe grondstoffen, inclusief koffie bonen, exporteren komt geen Afrikaans land vooruit: ze moeten spullen gaan maken die de wereld wil hebben. Kleding past daar goed bij en is net even iets makkelijker te realiseren dan laptops en smartphones.

LvG: Dat ben ik met je eens. Een bekend voorbeeld is Ghana, waar Ahold tegenwoordig de ananas ook al in stukjes snijdt en in plastic bakjes stopt voor de export, in plaats van de complete ananassen naar Europa over te vliegen voor verdere verwerking. Een volgende stap is dat Afrikaanse ondernemers Afrikaanse productielijnen opzetten. Nu is het vaak nog geheel of grotendeels in westerse handen.

AD: Zullen we het gewoon wat meer tijd geven? Die fabrieken waren nog in de opstartfase toen ik in Hawassa was. Begin nou niet bij voorbaat met kritiek, zou ik zeggen. Ze waren nog niet eens volledig operationeel. Constructieve journalistiek is ook: kijken naar wat er wèl goed gaat. Zullen we medio 2022 nog eens samen afreizen naar Hawassa om te kijken hoe de industrialisatie er dan voor staat, en of het het land goed bevallen is of niet?

LvG: Afgesproken!

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons