Achtergrond

Wie heeft er nog ontwikkelingshulp nodig?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Buitenlandse investeerders staken afgelopen jaar bijna zes keer zoveel geld in het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden als diezelfde landen aan ontwikkelingshulp ontvangen. “Ontwikkeling gaat niet alleen om traditionele hulponderwerpen zoals gezondheidszorg en onderwijs. We moeten juist kijken naar de zaken die ontwikkeling aanzwengelen, zoals productiviteit en het economische systeem”, vindt James Mackie, onderzoeker bij het European Centre For Development Policy Management in Maastricht. In die andere sectoren gaat veel meer geld om dan alle ontwikkelingshulp bij elkaar. Op de conferentie in Addis Abeba zal dus over verschillende soorten financiering worden gepraat, niet alleen over ontwikkelingshulp. 

OneWorld Maand van het Geld

In de aanloop naar de financierings-top in Addis Abeba maakt OneWorld je wegwijs in de wereld van het geld. Hoe zit het met belastingontwijking van multinationals?  Wie zijn eigenlijk de grootste filantropen?
 

Bekijk alle artikelen in ons dossier.

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) registreert al tientallen jaren de hulp van zogeheten donorlanden aan ontwikkelingslanden. Deze officiële ontwikkelingshulp (official development assistance – ODA) was 135,2 miljard dollar in 2014. Maar relatief gezien is ontwikkelingshulp minder belangrijk geworden door de jaren heen. Andere geldstromen naar ontwikkelingslanden zijn namelijk veel meer gegroeid. De ontwikkelingshulp van 135,2 miljard dollar is uiteindelijk minder dan 2 dollar per maand voor elke van de 5,8 miljard inwoners van ontwikkelingslanden.

Meer geldstromen dan ontwikkelingshulp

Ontwikkelingslanden worden steeds beter in het heffen van belastingen en zijn, met hun opkomende middenklasse en snelgroeiende wereldbevolking, steeds interessanter voor investeerders en bedrijven. Sinds 2012 ontvangen ontwikkelingslanden zelfs meer directe buitenlandse investeringen (investeringen van bedrijven in het ene land in het lokale bedrijfsleven in een ander land, red.) dan ontwikkelde landen. Toch zijn er grote verschillen tussen de geldstromen die landen ontvangen. Investeringen gaan bijvoorbeeld met name naar middeninkomenslanden zoals China, Brazilië, Mexico en India. En remittances, de geldovermakingen van migranten naar hun thuisland, gaan vooral naar de landen waarvan grote groepen inwoners in het buitenland wonen. Nepal ontving in 2013 bijvoorbeeld bijna twee keer zoveel geldovermakingen van landgenoten in het buitenland als het land verdiende aan de export van goederen en diensten.

Ontwikkelingslanden hebben, kort door de bocht,  voornamelijk te maken met vier soorten financiering:

 

Internationale publieke financiering– ontwikkelingshulp
Internationale private financiering– directe buitenlandse investeringen, commerciële leningen en remittances (geldovermakingen van migranten naar het thuisland)
Binnenlandse publieke financiering– belastingen
Binnenlandse private financiering– investeringen en leningen vanuit het lokale bedrijfsleven.

Voor sommige landen, zoals China, is ontwikkelingshulp daarom nauwelijks nog belangrijk. India krijgt bijvoorbeeld zoveel andere geldstromen binnen dat ontwikkelingshulp nog maar 0,1 procent van het nationaal inkomen bedraagt. Het lijkt logisch om de hulp aan deze economische grootmachten stop te zetten, zeker als je bedenkt dat China en India inmiddels zelf ontwikkelingshulp geven aan andere landen. Tegelijkertijd is het zo dat het grootste deel van de mensen die van 1,25 dollar per dag moet rondkomen (de extreme armoedegrens, red.) juist in middeninkomenslanden leven. Het gaat deze landen economisch voor de wind, maar de nieuwe rijkdom komt onvoldoende bij de armen in de samenleving terecht.

Is ontwikkelingshulp dus nog voor iemand belangrijk?

De situatie is niettemin heel anders voor de lage-inkomenslanden. Daar bestaat gemiddeld 10 procent van het nationaal inkomen uit ontwikkelingshulp. Voor landen als Malawi, Liberia en Burundi gaat het zelfs om 20 tot 30 procent. Daarnaast is het voor fragiele staten lastig om investeringen binnen te halen, omdat veel investeerders het te risicovol vinden. Bovendien lukt het er bij gebrek aan een goed functionerende overheid ook niet goed om belasting te heffen. Voor de lage-inkomenslanden blijft ontwikkelingshulp dus heel belangrijk.

Op de onderstaande kaart staan lage- inkomenslanden in rood en lage-middeninkomenslanden en hoge-middeninkomenslanden in geel en oranje: 

 

Er zijn grote verschillen in de verhouding van financiële stromen tussen lage- en middeninkomenslanden. Zo maken belastingen in lage-inkomenslanden slechts 11 procent uit van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI), terwijl het in middeninkomenslanden meer dan 20 procent is. In absolute cijfers is dit verschil nog tastbaarder. In lage-inkomenslanden innen ze 46 miljard dollar aan belastingen, terwijl dat in lage-middeninkomenslanden 20 keer, en in hoge-middeninkomenslanden bijna 100 keer meer is. Ontwikkelingshulp maakt in middeninkomenslanden minder dan 1 procent van het BNI uit.

In onderstaande tabellen zie je waar het geld voor ontwikkeling vandaan komt ('ontwikkelingsgeld' betekent hier dus alle geldstromen die richting ontwikkeling gaan) – zowel uitgedrukt in het percentage van het nationale inkomen als in geldbedragen.

We hebben vier soorten financiering meegenomen, die we in het kader eerder in deze tekst noemden: ontwikkelingshulp; buitenlandse investeringen & geldovermakingen van migranten; belastingen; binnenlandse investeringen. 

Eén van de grote discussiepunten voor de financiering van de nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen is dan ook welke landen in de toekomst in aanmerking komen voor het krijgen van ontwikkelingshulp. “Ontwikkelingshulp moeten we echt reserveren voor de armste landen. In een land als India of China kan het kleine aandeel aan hulp geen armoede bestrijden. Het Indiase platteland gaat ontwikkeld worden door digitalisering en niet door ontwikkelingshulp. En dat gaat volgens mij wel snel, daar heb ik alle vertrouwen in”, zegt Age Bakker, voormalig Nederlands bewindsvoerder bij het IMF.

Wie geeft?

De 0,7 procent norm uit 1970 stelt dat rijke landen tenminste 0,7 procent van hun nationaal inkomen moeten besteden aan ontwikkelingshulp. In de praktijk houdt slechts een handvol landen zich hieraan. Nederland heeft sinds 1975 altijd 0,7 procent of meer van het nationaal inkomen aan ontwikkelingshulp besteed, maar zakte in 2013 voor het eerst in bijna veertig jaar onder de norm. In onderstaande grafiek zie je hoeveel procent van het nationale inkomen landen besteden aan officiële ontwikkelingshulp (ODA).

[[{“fid”:”37722″,”view_mode”:”default”,”fields”:{“format”:”default”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:”ODA als percentage van BNI hoeveel ontwikkelingshulp wordt er gegeven”,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:”ODA als percentage van BNI hoeveel ontwikkelingshulp wordt er gegeven”},”type”:”media”,”attributes”:{“alt”:”ODA als percentage van BNI hoeveel ontwikkelingshulp wordt er gegeven”,”title”:”ODA als percentage van BNI hoeveel ontwikkelingshulp wordt er gegeven”,”style”:”height:337px; width:970px”,”class”:”file-default media-element”}}]]

 

Aangezien er maar weinig landen daadwerkelijk richting het behalen van de norm bewegen, heeft deze norm vooral een belangrijke symbolische waarde. Tijdens de financing for development-topconferentie in Addis Abeba wordt de 0,7 procent norm daarom een van de heetste hangijzers.

Geld stroomt in, geld stroomt uit

Voor elke dollar aan hulp die ontwikkelingslanden ingaat, stroomt twee dollar weg naar ontwikkelde landen

Om de nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen te behalen is veel meer geld nodig dan er nu naar ontwikkelingshulp gaat. De nieuwe doelen gaan namelijk niet alleen om de aanpak van armoede in ontwikkelingslanden. De doelen richten zich ook op ongelijkheid en milieuvervuilding en gelden voor alle landen ter wereld. Dat de nieuwe agenda universeel is, betekent dat er ook werk aan de winkel is in westerse landen, bijvoorbeeld qua duurzaamheid en hernieuwbare energie.

De Wereldbank geeft aan dat er daarvoor ‘geen miljarden, maar biljoenen dollars’ nodig zijn. Het wordt een hele kluif om voldoende geld bijeen te harken voor de doelen. De Nederlandse Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) adviseert daarom om ook goed te kijken naar al het geld dat ontwikkelingslanden uitstroomt, bijvoorbeeld door belastingontwijking. Zo lekte er in 2014 voor bijna 500 miljard dollar aan winst weg uit ontwikkelingslanden. “Uit een recent onderzoek blijkt dat er voor elke dollar aan hulp die ontwikkelingslanden in gaat, twee dollar wegstroomt naar ontwikkelde landen. Cynisch gezegd: ontwikkelingslanden dragen meer bij aan de ontwikkeling van rijke landen, dan andersom”, vertelt de Brussels lobbyist Jeroen Kwakkenbos.

Kortom, er is veel meer nodig dan geld alleen om problemen als armoedebestrijding en ongelijkheid aan te pakken. Om die reden staan er naast de 0,7 procent norm nog veel meer op de agenda van de financierings-top in Addis Abeba. Belasting bijvoorbeeld, maar ook handel en financiële stabiliteit.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons