Achtergrond

De moordende aziatische textielindustrie

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Mijn moeder belt. Of ik heb gehoord dat bij een brand in een textielfabriek in Karachi bijna driehonderd mensen zijn omgekomen. Ze vertelt over de vreselijke beelden die ze op de televisie zag.

Ik vertel haar dat diezelfde dag in Lahore ook 21 mensen bij een brand in een textielfabriek om het leven kwamen. Maar dat waren er net niet genoeg om het journaal te halen.

Pakistaanse textielfabrieken staan bekend als ‘dodelijke vallen’ vanwege de onveilige gebouwen waarin de arbeiders werken. In deze fabriek in Karachi bevonden zich te veel mensen op een vierkante meter, deuren waren vergrendeld en voor de ramen zaten ijzeren staven waardoor de arbeiders als ratten in de val zaten. Ze werden levend verbrand.

Ook tientallen kinderen die door hun moeders waren meegenomen naar het werk, omdat ze thuis geen oppas hebben of kinderopvang niet kunnen betalen, kwamen om het leven. De textielfabrieken in Pakistan voldoen aan geen enkele veiligheidseis en controles zijn er niet. Dat kost allemaal extra geld. Die investeringen weigeren de directeurs te doen.

De Pakistaanse textielindustrie bevindt zich in een diepe crisis. Er is een enorm tekort aan elektriciteit, omdat de regering de rekening van vier miljard dollar niet aan particuliere elektriciteitsbedrijven betaalde. Menig textielfabriek kon daardoor de deuren sluiten of krijgt geen opdrachten meer uit het westen.

Ooit was Pakistan de textielhub van Azië. Bijna alle spijkerbroeken en T-shirts werden hier geproduceerd. Maar de arbeidslonen zijn te veel gestegen. De regering heeft het minimuminkomen op 8000 roepies, bijna honderd dollar, per maand vastgelegd. Pakistan kan niet meer opboksen tegen het buurland Bangladesh waar de meeste westerse kledingbedrijven nu de deuren plat lopen. Daar verdient een arbeider nog geen dertig euro per maand waar hij of zij wel 12 uur per dag, zes dagen per week voor wordt geacht te werken.

“Jullie hebben je mond vol van kinderarbeid. Maar jullie willen allemaal wel de T-shirts zo goedkoop mogelijk”, vertelde me ooit een Indiase textielfabrikant die ik buiten Delhi interviewde. Op zijn poort hangt het bordje ‘hier werken geen kinderen’. Dat levert hem het predicaat van ‘eerlijke ondernemer’ op, waardoor bijvoorbeeld Nederlandse kledingbedrijven zaken met hem willen doen. Diezelfde Nederlandse ondernemers knijpen hem wel flink af. “Zes dollar krijg ik voor een merk T-shirt”, vertelde de Indiase ondernemer. “Daar zitten alle kosten en vergoedingen bij inbegrepen dus ook het transport naar Nederland. Als de productiedatum wordt overschreden gaat de kleding met het vliegtuig naar Nederland waardoor ik bijna niets overhoud’.

De ‘eerlijke ondernemer’ doet zijn best zijn fabrieksarbeiders een degelijk salaris te betalen en ze wat arbeidsuren betreft niet uit te buiten. Maar de laatste keer toen ik hem sprak, vreesde hij met de crisis in Europa zijn fabriekspoorten binnenkort te moeten sluiten. ‘De kledingbedrijven onderhandelen opnieuw. Ik kan het echt niet goedkoper’, klinkt zijn noodkreet.

Toen ik deze zomer in Nederland was bezocht ik de winkel waarvoor hij de merkkleding produceert. Hij heeft gelijk. Een simpel T-shirt kost er al snel zestig Euro waarvan hij dus die zes dollar beurt.

Ik moet denken aan die moeders met kinderen die deze week bij de brand omkwamen. Het beeld laat me niet los. Net zoals het verhaal van een vakbondsman in Bangladesh. Zijn lijk werd deze week gevonden. Hij werd vermoord omdat hij betere werkomstandigheden voor de arbeiders vroeg. Het wordt werkelijk tijd voor een eerlijke handel. Tot die tijd hebben wij die doden op ons geweten.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons