Achtergrond

‘Da’s geen korting, da’s een belediging’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Toegegeven, ik was overmoedig geworden. Na bijna twee weken de kunst van Sola te hebben afgekeken, dacht ik het onder de knie te hebben. Ik had zijn onderhandelingsstrategie van dichtbij bekeken, hoe hij op het juiste moment grapjes maakte om vlak daarna te veinzen diep gekrenkt te zijn. Dus toen hij even naar buiten ging voor een telefoontje in de tweedehandsmeubelzaak, dacht ik dat ik er klaar voor was. ‘Laatste prijs?’, vroeg ik de verkoper, in de hoop net genoeg autoriteit in die ene vraag te hebben gelegd. ‘Vijftien’, was zijn antwoord. Ik schudde ongelovig mijn hoofd. Met nauw verholen trots vertelde ik Sola toen hij terugkwam dat ik de bureaustoel had weten af te prijzen tot 11.000 Naira. Geshockeerd keek hij me aan. ‘Femke!! Waarom heb je dat nou gedaan? Die stoel had niet meer mogen kosten dan 10.000 Naira!’

Onderhandelen in Lagos vereist speciale training en ik ben voor de opleiding nog lang niet geslaagd.

Verhuizen is een kostbare aangelegenheid. Wc-brillen, schilderklussen, loodgietersmateriaal en Mr Momo de timmerman uit wiens beduimelde Italiaanse IKEA-gids ik mijn reuzenbed koos, ze hadden één ding gemeen: hun prijzen moesten worden afgepingeld tot de helft of een derde van het gevraagde bedrag. Dit vereist speciale vaardigheden, zeker omdat prijzen hier de neiging hebben te exploderen als er een blanke in het spel is. Was Sola er niet geweest, een Nigeriaanse Juventusfan die me op het gros van mijn ondernemingen de afgelopen weken heeft vergezeld, dan had ik gedurende dit hele proces beslist tienduizenden Naira’s te veel betaald.

Sola en ik hebben een gezamenlijke tactiek ontwikkeld. Nadat ik de koopwaar heb uitgekozen, trek ik me terug en ga zitten op de stoel waar ik al sinds ik de winkel binnenkwam mee ben bedreigd (‘Madame, gaat u toch zitten!’ Waarom mensen me hier het liefst zien zitten, Joost mag het weten. Ik hou niet van zitten, tenzij ik aan het schrijven ben of STAR-bier aan het drinken. Ik mag graag bewegen. Maar goed.) Ik ga dus zitten, laat mijn blik verglazen, trek mijn smartphone uit mijn tas en ga intens zitten nep-tweeten.

Op dat moment slaat Sola zijn slag en begint het serieuze onderhandelen. Hij is er goed in. Hij vraagt: ‘Waar kom je vandaan?’ En na het antwoord informeert hij: ‘Is dit hoe je mensen beledigt in jouw dorp?’ Of hij verzilvert jarenlange vriendschappen – hij is hier in de buurt geboren en kent zo’n beetje iedereen. Heel af en toe, op zijn teken, doe ik ook een bijdrage. Door één wenkbrauw op te trekken en op te merken: ‘Da’s geen korting, da’s een belediging.’ Of door plechtig Sola’s leugen te bevestigen dat we precies dezelfde strijkplan in Yaba hebben gezien voor veel minder geld. Waarna ik mezelf weer aan mijn smartphone wijd.

Natuurlijk ben ik niet echt aan het tweeten. Ik let op en leer. Op een dag zal Sola er niet meer bij zijn en zal ik het zelf moeten doen.

Niet dat ik helemaal niet weet hoe te onderhandelen. Op straat ben ik er goed in geworden. Toen mijn auto Wilma nog niet was gearriveerd, moest ik het wel leren om niet te worden uitgeknepen door okadarijders – motortaxi’s – of taxichauffeurs. Ik zag het als een sport. Toen ik eens een taxichauffeur had weten te overtuigen me voor 7,50 euro van het vliegveld naar Victoria Island te brengen, wist ik dat ik de kunst aardig meester was geworden. Een vriend uit het Nigeriaanse Noorden die me kwam opzoeken ergerde zich zelfs aan mijn vasthoudendheid toen ik naar een andere zwerm okadorijders aan de overkant van de straat manoeuvreerde voor een kwartje verschil.

Ik ding stevig af, niet alleen om budgettaire redenen, maar ook omdat ik vind dat het mijn plicht is tegenover andere blanken. Als we niet collectief beter gaan afpingelen, dan blijven we voor altijd categorisch in het ootje worden genomen. En terecht. Helaas zijn er in Lagos te veel expats met comfortabele banen en gigantische salarissen die de markt bederven door niet hun best te doen.

Hoewel ik mijn sjacherkunsten nog lang niet heb geperfectioneerd, heb ik van het afkijken van Sola inmiddels heel wat geleerd. Deze week zag ik in Ojuelegba, een druk knooppunt op het vasteland waar altijd getoeter klinkt, langs de kant van de weg een oranje tweedehands vierpitsgasstel, merk Etna. Mijn foodie hart maakte een sprongetje (Etna is een Nederlands merk dat al zo’n 150 jaar bestaat en waarvan de producten een leven lang meegaan, in tegenstelling tot de Chinese rommel die ze hier verkopen), maar ik verborg mijn enthousiasme. Ik bekeek de tweedehands gaspitten met lichte minachting en krabde wat aan de randjes waar de oranje verf was afgebladderd. Ik vroeg de verkoopster, die me ‘auntie’ noemde, of ze niets beters had. Ze toonde me de Chinese rommel die ze hier verkopen en ik deed alsof ik hoogst geïnteresseerd was. Toen ik weer terugkwam bij de Etna, was de prijs van dat fornuis al aanzienlijk gedaald. Toen we een half uur later eindelijk wegliepen met het oranje gasstel, keek ik Sola aan. Hij glimlachte. Ik wist het. Vandaag hadden we een uitstekende deal gesloten.

Volg Femke op Twitter: www.twitter.com/femkevanzeijl

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons